In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een zorgregeling voor hun minderjarige kind is vastgesteld. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Krijger, verzoekt de beschikking te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen. De vader, vertegenwoordigd door mr. W. Uitterhoeve, verzoekt het appel ongegrond te verklaren. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure. De rechtbank had eerder een zorgregeling vastgesteld waarbij het kind om de twee weken van vrijdag na school tot zondag 17.00 uur bij de moeder verblijft, en tijdens schoolvakanties twee à drie overnachtingen per week. De moeder is van mening dat deze regeling niet in het belang van het kind is en dat de eerdere regeling beter functioneerde. De vader betwist dit en stelt dat de huidige regeling in het belang van het kind is, gezien de verschillende leefwerelden van de ouders en de communicatieproblemen tussen hen. Het hof overweegt dat de huidige regeling niet in het belang van het kind is, gezien de kwetsbaarheid van het kind en de noodzaak voor duidelijkheid en voorspelbaarheid. Het hof besluit de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen, waarbij het kind tijdens vakanties meer tijd bij de moeder kan doorbrengen, maar de weekendregeling niet wordt uitgebreid. De beslissing is genomen op 9 juni 2016.