Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
(…)
er is door u geen deugdelijke sluitende kasadministratie bijgehouden; zo zijn er verschillen aangetroffen tussen de financiële vastleggingen volgens het bijgehouden leerlingenbestand en het kasboek;
de adviseur heeft in 2011 in de financiële administratie via het memoriaal correctieboekingen gemaakt; hierdoor werd alsnog een hogere omzet en meer verschuldigde omzetbelasting verantwoord, van ontvangsten die eerder kennelijk in privé contant zijn ontvangen; ook hieruit blijkt dat er door u geen deugdelijke kasadministratie werd gevoerd;
er werden geen ontvangsten aangetroffen van gegeven theorielessen, terwijl u hiervoor wel kosten moet maken in de vorm van zaalhuur, reiskosten en verteer; uw verklaringen hieromtrent zijn niet aannemelijk;
de door u gedane contante stortingen op de zakelijke bankrekening zijn volgens uw verklaring ontvangen leningen van familieleden; deze bedragen zijn niet afdoende onderbouwd, waardoor de herkomst van deze contante stortingen onduidelijk blijven;
de in uw leerlingenbestand verantwoorde ontvangsten van de examengelden voor het praktijkexamen zijn aanzienlijk lager dan mag worden verwacht op grond van de datums dat praktijkexamens zijn afgelegd volgens ditzelfde leerlingenbestand; voor deze verschillen werd door u geen aannemelijke verklaring gegeven;
voor de berekening van het privé-gebruik auto werd uitgegaan van onjuiste cataloguswaarden;
van de leerlingen is geen leerlingenkaart in de administratie aangetroffen en de vorderingen van de leerlingen zijn ook niet anderszins in de administratie vastgelegd;
op een lesauto (…) werd de BPM teruggevraagd, terwijl u volgens uw verklaring voldoende kennis had omtrent de regelgeving hieromtrent en u wist dat er niet werd voldaan aan de gestelde wettelijke eisen;
(…)
op uw privé-bankrekening zijn enkele ontvangsten aangetroffen, die ten onrechte niet in uw zakelijke administratie zijn opgenomen;
de aangegeven omzet over de jaren 2009 tot en met 2011 wijkt substantieel af van een theoretische berekening op basis van de gegevens van het CBR;
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep ongegrond;
- stelt belanghebbende een termijn van 6 weken om de in deze uitspraak genoemde gebreken in haar administratie te herstellen;
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 246 vergoedt, en
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 9,20.