ECLI:NL:GHSHE:2016:254

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
1 februari 2016
Zaaknummer
200.169.590/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging kinderalimentatie en draagkracht van de man

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de alimentatie ten behoeve van zijn zoon werd vastgesteld op € 406,28 per maand. De man, die in Curaçao woont, verzocht om deze beschikking te vernietigen en de alimentatie op nihil te stellen, omdat hij zijn noodzakelijke lasten niet kan voldoen. De rechtbank had eerder in 2004 een alimentatiebedrag van € 300,- per maand vastgesteld, dat per 1 januari 2005 geïndexeerd zou worden. De man stelde dat zijn financiële situatie zodanig was veranderd dat hij niet meer in staat was om de alimentatie te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 december 2015 werd de man bijgestaan door zijn advocaat, mr. B. du Fossé, terwijl de zoon werd vertegenwoordigd door mr. M.W.F. van Wijk. De zoon was niet ter zitting verschenen. Het hof heeft de argumenten van de man en de zoon gehoord en de relevante documenten bekeken, waaronder eerdere beschikkingen en processtukken. Het hof oordeelde dat de man onvoldoende draagkracht had om de alimentatie te betalen en dat de wijziging van de alimentatie met terugwerkende kracht op nihil moest worden vastgesteld. Tevens werd bepaald dat de zoon de onterecht ontvangen alimentatie niet hoefde terug te betalen, omdat deze in overeenstemming met zijn behoefte was besteed. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de alimentatie werd aangepast.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 28 januari 2016
Zaaknummer: 200.169.590/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/279510 / FA RK 14-2919
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] (Curaçao),
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. B. du Fossé,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de zoon,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 12 februari 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 mei 2015, heeft de man verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de alimentatie ten behoeve van de zoon en de beschikking van dit hof van 15 april 2004 te wijzigen en de door de man te betalen bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud van de zoon met ingang van [geboortedatum] 2014 op nihil te stellen, althans op een zodanig bedrag als het hof in goede justitie meent te behoren.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 23 juni 2015, heeft de zoon verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 december 2015. De onderhavige zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak met nummer 200.169.598/01 en met de zaak met nummer 200.170.681/01. Bij de mondelinge behandeling zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. Du Fossé;
- namens de zoon mr. Van Wijk.
2.3.1.
De zoon is
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 8 januari 2015;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van de man d.d. 1 juli 2015;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van de man d.d. 19 november 2015;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de zoon d.d. 20 november 2015.

3.De beoordeling

3.1.
De man is op 19 oktober 1990 gehuwd met mevrouw [de vrouw] (hierna: de vrouw).
Uit hun huwelijk is op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] de zoon geboren.
3.2.
Bij beschikking van 12 november 2002 heeft de rechtbank tussen de man en de vrouw de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 29 juli 2003 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Bij beschikking van dit hof van 15 april 2004 is verwezen naar de door de man en de vrouw in maart 2004 ondertekende vaststellingsovereenkomst.
De man en de vrouw zijn hierin overeengekomen dat de man met een bedrag van € 300,- per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de zoon, welke bijdrage per 1 januari 2005 zal worden geïndexeerd.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank - voor zover thans aan de orde- met wijziging in zoverre van de onder 3.3 vermelde beschikking van dit hof van 15 april 2014 alsmede de door de man en de vrouw ondertekende vaststellingsovereenkomst, de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de zoon met ingang van [geboortedatum] 2014 nader bepaald op € 406,28 per maand.
3.5.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De grieven van de man betreffen - zakelijk weergegeven - :
- het matigingsrecht van artikel 1:399 BW (grief 1);
- de behoefte van de zoon (grief 2);
- de draagkracht van de man (grieven 3, 4 en 5);
- het niet honoreren door de rechtbank van het beroep van de man op de aanvaardbaarheidstoets (grief 6).
3.7.
De ingangsdatum van de wijziging van de eerder vastgestelde onderhoudsbijdrage, zijnde [geboortedatum] 2014, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof die datum als uitgangspunt zal nemen.
3.8.
Het hof zal om proceseconomische redenen eerst grief 6 bespreken.
Ter zitting van het hof is aan de advocaten van partijen voorgehouden dat naar het voorlopig
oordeel van het hof, de man met de door hem overgelegde stukken genoegzaam heeft aangetoond dat hij momenteel zijn noodzakelijke lasten niet kan voldoen, dan wel van zijn inkomen, na vermindering met de noodzakelijke lasten, minder dan 90% van de voor hem toepasselijke bijstandsnorm overhoudt. De advocaat van de zoon heeft het voorgaande beaamd. Wel heeft de advocaat van de zoon gesteld dat de man de mogelijkheid heeft om een extra hypotheek af te sluiten. De advocaat heeft voorts aangevoerd dat de man bij verkoop van zijn woning op Curaçao de beschikking krijgt over vermogen dat hij kan aanwenden om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de zoon te betalen. De man heeft deze stellingen van de advocaat van de zoon gemotiveerd weersproken, daartoe stellende dat hij een groot aantal pogingen heeft gedaan om bij diverse hypotheekverstrekkers een extra hypotheek te krijgen, maar dat dit niet is gelukt. Aan de desbetreffende stelling van de advocaat van de zoon gaat het hof voorbij. De man heeft voorts onweersproken verklaard dat hij al medio 2010 een makelaar opdracht heeft gegeven tot verkoop van de woning op Curaçao, dat hij diverse malen, ook voordat de onderhavige procedure van start ging, de vraagprijs van die woning heeft verlaagd, maar dat de woning nog steeds niet is verkocht. Gelet op het voorgaande houdt het hof met de verkoop van de woning van de man op Curaçao als een toekomstige, onzekere gebeurtenis geen rekening.
Het voorgaande brengt met zich dat het beroep van de man op de aanvaardbaarheidstoets slaagt. De man heeft dan ook geen draagkracht om aan de zoon een onderhoudsbijdrage te voldoen. Het hof zal derhalve de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de zoon met ingang van [geboortedatum] 2014 vaststellen op nihil. Hiermee ontvalt het belang aan een bespreking van de overige grieven van de man.
3.9.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof de beschikking waarvan beroep dient te vernietigen.
3.10.
Het hof zal bepalen dat de zoon hetgeen hij per saldo teveel aan alimentatie heeft ontvangen niet behoeft terug te betalen, nu het hof ervan uitgaat dat deze bedragen in overeenstemming met de behoefte van de zoon zijn besteed. De man heeft hier ter zitting mee ingestemd.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van
12 februari 2015,
en opnieuw rechtdoende:
wijzigt de beschikking van dit hof van 15 april 2004 alsmede de door partijen in maart 2004 ondertekende vaststellingsovereenkomst voor wat betreft de daarbij vastgestelde onderhoudsbijdrage ten behoeve van de zoon als volgt:
stelt de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van [de jongmeerderjarige] , geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , met ingang van [geboortedatum] 2014 vast op nihil;
bepaalt dat door de man aan de zoon onverschuldigd betaalde bedragen aan alimentatie niet
door hem behoeven te worden terugbetaald;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.D.M. Lamers en M. Breur en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2016.