In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de alimentatie ten behoeve van zijn zoon werd vastgesteld op € 406,28 per maand. De man, die in Curaçao woont, verzocht om deze beschikking te vernietigen en de alimentatie op nihil te stellen, omdat hij zijn noodzakelijke lasten niet kan voldoen. De rechtbank had eerder in 2004 een alimentatiebedrag van € 300,- per maand vastgesteld, dat per 1 januari 2005 geïndexeerd zou worden. De man stelde dat zijn financiële situatie zodanig was veranderd dat hij niet meer in staat was om de alimentatie te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 december 2015 werd de man bijgestaan door zijn advocaat, mr. B. du Fossé, terwijl de zoon werd vertegenwoordigd door mr. M.W.F. van Wijk. De zoon was niet ter zitting verschenen. Het hof heeft de argumenten van de man en de zoon gehoord en de relevante documenten bekeken, waaronder eerdere beschikkingen en processtukken. Het hof oordeelde dat de man onvoldoende draagkracht had om de alimentatie te betalen en dat de wijziging van de alimentatie met terugwerkende kracht op nihil moest worden vastgesteld. Tevens werd bepaald dat de zoon de onterecht ontvangen alimentatie niet hoefde terug te betalen, omdat deze in overeenstemming met zijn behoefte was besteed. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de alimentatie werd aangepast.