ECLI:NL:GHSHE:2016:2690

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juli 2016
Publicatiedatum
4 juli 2016
Zaaknummer
20-000087-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake veroordeling voor het voorhanden hebben van voorwerpen ter voorbereiding van bedrijfsmatige hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1973 en woonachtig te Eindhoven, was eerder vrijgesproken van het voorhanden hebben van voorwerpen bestemd voor bedrijfsmatige hennepteelt. De officier van justitie ging in hoger beroep, waarbij het hof de zaak opnieuw heeft beoordeeld. De verdachte had op 30 juni 2015 in haar woning in Eindhoven diverse hennepgerelateerde voorwerpen in bezit, waaronder armaturen, lampen en filters, die bestemd waren voor de teelt van hennep. Het hof oordeelde dat de verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat deze voorwerpen bestemd waren voor bedrijfsmatige hennepteelt. Het hof legde een voorwaardelijke taakstraf op van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van deze voorwerpen. De beslissing is gebaseerd op de Opiumwet en andere relevante wetgeving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000087-16
Uitspraak : 4 juli 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 30 december 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-820251-15 tegen de verdachte:

[naam van de verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1973,
wonende te [in het jaar] , [adres 1] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van - kort gezegd - het (medeplegen van het) voorhanden hebben van voorwerpen bestemd ter voorbereiding of vergemakkelijking van bedrijfsmatige en/of grootschalige hennepteelt.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde feit bewezen (medeplegen) zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte opnieuw van het ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. Hij heeft met andere woorden de bevestiging van het vonnis bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 30 juni 2015 te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens, te weten:
- 4, althans een of meerdere, armatu(u)r(en) en/of
- 9, althans een of meerdere, ledlamp(en) en/of
- 4, althans een of meerdere, assimilatielamp(en) en/of
- 2, althans een of meerdere, tijdschakelaar(s) en/of
- 4, althans een of meerdere, transformator(en) en/of
- 6, althans een of meerdere, koolstoffilter(s) en/of
- 3, althans een of meerdere, afzuigslang(en) en/of
- 3, althans een of meerdere, luchtzuiger(s) en/of
- een slakkenhuis en/of
- 5, althans een of meerdere, ventilator(en) en/of
- een kachel en/of
- 3, althans een of meerdere, temperatuurventilatieregelaar(s) en/of
- 7, althans een of meerdere, groeimiddel(en) en/of
- 8, althans een of meerdere, hygro-ph/ec thermometer(s) en/of
- 4, althans een of meerdere, knipbenodigdhe(i)d(en) en/of
- 2, althans een of meerdere, weegscha(a)l(en),
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat/die stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht - op grond van de hierna vermelde redengevende feiten en omstandigheden, de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 30 juni 2015 te Eindhoven, stoffen en voorwerpen, te weten:
- 4 armaturen en
- 9 ledlampen en
- 4 assimilatielampen en
- 2 tijdschakelaars en
- 4 transformatoren en
- 6 koolstoffilters en
- 3 afzuigslangen en
- 3 luchtzuigers en
- een slakkenhuis en
- 5 ventilatoren en
- een kachel en
- 3 temperatuurventilatieregelaars en
- 7 groeimiddelen en
- 8 hygro-ph/ec thermometers en
- 4 knipbenodigdheden en
- 2 weegschalen,
bestemd tot het plegen van een of meer feiten strafbaar gesteld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
heeft voorhanden gehad,
terwijl zij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die stoffen en voorwerpen bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof stelt op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten bij dit arrest wordt verwezen, de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Op 30 juni 2015 zijn verbalisanten van de politie-eenheid Oost-Brabant binnengetreden in de woning aan [adres 1] te Eindhoven. In de woning werden hennepgerelateerde goederen aangetroffen. [2] De goederen bevonden zich op de zolder van de woning.
Het ging om 4 armaturen, 9 ledlampen, 4 assimilatielampen, 2 tijdschakelaars, 4 transformatoren, 6 koolstoffilters, 3 afzuigslangen, 3 luchtzuigers, een slakkenhuis, 5 ventilatoren, een kachel, 3 temperatuurventilatieregelaars, 7 groeimiddelen, 8 hygro-ph/ec thermometers, 4 knipbenodigdheden en 2 weegschalen. [3]
De verdachte heeft hierover ter terechtzitting in hoger beroep het volgende verklaard:
“Op 30 juni 2015 stond ik […] ingeschreven op het adres [adres 1] te Eindhoven. […] Ik ben daar op de zolder gaan wonen. […] Mijn vorige adres, de woning aan [adres 2] te Eindhoven, […] had ik onderverhuurd en die mensen bleken een hennepkwekerij te hebben opgebouwd. […] De politie heeft die hennepkwekerij ontmanteld. Het was een grote ravage. Ik ben vervolgens uit huis gezet en heb de spullen die de politie in de berging en de slaapkamers had laten staan, meegenomen naar de woning aan [adres 1] . […] Ik heb dat gedaan, omdat ik dacht dat die mensen misschien nog wel eens bij mij zou komen voor die spullen. Ik heb die spullen dus voor hen bewaard. […] Als die mensen bij mij aan de deur zouden komen, zou ik die spullen hebben teruggegeven.”
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat:
( i) de verbalisanten onrechtmatig zijn binnengetreden en dat daarom bewijsuitsluiting zou moeten volgen;
(ii) de aangetroffen voorwerpen niet geschikt zijn voor grootschalige hennepteelt en dat onvoldoende duidelijk is of zij bestemd zijn voor een bedrijfsmatige hennepteelt;
(iii) niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de hennepteelt heeft willen faciliteren.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen en overweegt daartoe als volgt.
( i) De aanleiding voor het binnentreden was een melding die een verbalisant op 7 april 2015 in de politiesystemen heeft vastgelegd. Die melding hield in dat er informatie uit de buurt was binnengekomen dat zich mogelijk een hennepkwekerij bevond op [adres 1] en [woning naast adres 1] . Bij [adres 1] had men gezien dat er tempexplaten naar binnen waren gebracht en bij [woning naast adres 1] had men gezien dat op de zolder altijd het licht brandde. Naar aanleiding van deze informatie heeft een verbalisant niet alleen de gemeentelijke basisadministratie geraadpleegd, maar ook (nogmaals) de politiesystemen. De uitkomst was dat een van de in de basisregistratie ingeschreven bewoners van [adres 1] , de verdachte [verdachte] , eerder als verdachte was aangemerkt in verband met een op 11 januari 2015 (zie proces-verbaal 2015080665-12 d.d. 4 augustus 2015) op het adres [adres 2] te Eindhoven aangetroffen en ontmantelde hennepkwekerij.
Het hof is van oordeel dat op grond van deze omstandigheden redelijkerwijs kon worden vermoed in de zin van artikel 9 van de Opiumwet dat zich op [adres 1] een hennepkwekerij bevond. De machtiging tot het binnentreden van deze woning is dan ook rechtmatig is afgegeven. De op 30 juni 2015 ter plaatse gekomen verbalisanten hebben de woning met gebruikmaking van die machtiging betreden. De verbalisanten hebben vervolgens op de zolder hennepgerelateerde voorwerpen aangetroffen en in beslag genomen. Zij waren daartoe gerechtigd op grond van artikel 9, derde lid, van de Opiumwet.
Nu van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv geen sprake is, wordt het beroep op bewijsuitsluiting verworpen (nog daargelaten dat de raadsman heeft verzuimd om aan de hand van de in art. 359a lid 2 Sv genoemde factoren gemotiveerd aan te geven waarom bewijsuitsluiting het gevolg moet zijn van het gestelde vormverzuim).
(ii) Of de aangetroffen voorwerpen geschikt zijn voor grootschalige hennepteelt kan naar het oordeel van het hof in het midden blijven. Het hof is van oordeel dat de voorwerpen bestemd en geschikt zijn voor de bedrijfsmatige hennepteelt, gelet op het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 12 december 2015, forensisch drugsexpert. Daarin wordt gerelateerd dat [verbalisant 1] vanuit zijn politiepraktijk de ervaring heeft dat één kweeklamp maximaal 20 hennepplanten bestrijkt. Hier zijn vier van dergelijke assimilatielampen in beslag genomen, waarmee dus maximaal 80 hennepplanten konden worden bestreken. Met de inbeslaggenomen zes koolstoffilters worden twee punten bestreken van de lijst met indicatoren van professionaliteit uit de Aanwijzing Opiumwet, waarmee de bestemming voor bedrijfsmatige teelt is komen vast te staan (zie voormeld proces-verbaal van [verbalisant 1] ). Ook de tijdschakelaars, die duiden op het automatisch aan- en uitzetten van de kweeklampen, en de thermometers wijzen op een kweekinrichting bedoeld voor herhaald gebruik onder professioneel gecreëerde omstandigheden ter bevordering van een optimale oogst.
(iii) Uit de verklaring van de verdachte kan worden opgemaakt dat verdachte de voorhanden voorwerpen heeft bewaard om terug te (kunnen) geven aan de personen die eerder in verdachtes vorige woning een hennepkwekerij hadden gehad. Verdachte wist dus of had ernstige redenen om te vermoeden dat die voorwerpen bestemd waren voor bedrijfsmatige hennepteelt en zij heeft die andere personen dus willen faciliteren om deze voorwerpen opnieuw voor de hennepteelt te gebruiken. Daaraan doet niet af dat het voorhanden hebben, zoals de verdediging naar voren heeft gebracht, zou zijn ingegeven door angst voor deze henneptelers.
Het hof acht, gelet op al het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan het bewezen verklaarde feit schuldig heeft gemaakt.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde feit
Het bewezen verklaarde feit wordt als volgt gekwalificeerd:
Voorhanden hebben van voorwerpen waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van het in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bewezen is verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van voorwerpen bestemd ter voorbereiding of vergemakkelijking van bedrijfsmatige hennepteelt.
Voor wat betreft de ernst van dit feit weegt het hof, evenals de officier van justitie en de advocaat-generaal, ten voordele mee dat het is gepleegd kort nadat de wetgever het strafbaar heeft gesteld (het feit dateert van 30 juni 2015 en is sinds 1 maart 2015 strafbaar).
Het hof neemt verder in aanmerking dat de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet daarop kan naar het oordeel van hof in dit geval worden volstaan met de door de officier van justitie en de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke taakstraf. Het hof zal de verdachte dan ook veroordelen tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Beslag
Aan de orde zijn voorts de in beslag genomen en nog niet teruggeven ledlampen. De verdachte heeft verklaard dat die niets met de eerdere hennepkwekerij te maken hadden. Volgens haar heeft zij die van een vriend gekregen. Die verklaring bevreemdt, omdat de ledlampen tussen (andere) hennepgerelateerde voorwerpen zijn aangetroffen, terwijl ook verbalisant [verbalisant 2] met betrekking tot deze aangetroffen led-lampen relateert (proces-verbaal 2015080665-13 d.d. 9 februari 2016) dat een manier om een weedplant in de groeiperiode te voorzien van het juiste licht het gebruik van LED verlichting is. Het hof ziet daarin aanleiding voorbij te gaan aan de verklaring van de verdachte en gaat ervan uit dat de ledlampen deel uitmaakten van de inventaris van de kwekerijinrichting. Deze lampen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring en wel, nu de voorwerpen kennelijk niet toebehoren aan de verdachte, op de voet van art. 33a lid 2 aanhef en onder a Sr: Het betreft voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan. Het hof zal deze verbeurdverklaring gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 11a van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dat als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis;
bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

verklaart verbeurd de 9 in beslag genomen en nog niet teruggegeven ledlampen.

Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. T. Kooijmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh, griffier,
en op 4 juli 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. T. Kooijmans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige en door de desbetreffende verbalisant(en) in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal of andere schriftelijke bescheiden, opgenomen in het politiedossier van de Politie Eenheid Oost-Brabant, dossiernummer PL2100-2015080665, sluitingsdatum 15 juli 2015.
2.Proces-verbaal binnentreden woning d.d. 30 juni 2015, pagina 6.
3.Schriftelijk bescheid, te weten de ruimlijst hennep, d.d. 30 juni 2015, pagina 8.