In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de alimentatie en de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden na een echtscheiding. De partijen, een vrouw en een man, zijn op 2 juni 2000 gehuwd en hebben twee minderjarige kinderen. De vrouw heeft in eerste aanleg verzocht om de vernietiging van een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de alimentatie voor de kinderen was vastgesteld op € 106,07 per kind per maand. De vrouw vorderde een hogere alimentatie van € 1.700,-- per maand voor zichzelf en € 250,-- per kind per maand voor de kinderen. De man heeft in zijn verweerschrift het beroep van de vrouw afgewezen en tevens incidenteel appel ingesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 maart 2016, waarbij beide partijen bijgestaan werden door hun advocaten. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het de alimentatie betreft en bepaald dat de man € 256,90 per kind per maand moet betalen, met ingang van 6 februari 2015. De zaak met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden is aangehouden in afwachting van een hoger beroep tegen een eerdere beschikking van de rechtbank.