ECLI:NL:GHSHE:2016:2896

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
14 juli 2016
Zaaknummer
13/00638
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag loonheffingen en heffingsrente

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, een vennootschap onder firma, tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006, alsook een beschikking inzake heffingsrente. Tijdens de zitting op 1 december 2014 zijn partijen overeengekomen dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd. De tweede zitting vond plaats op 28 juni 2016, waar dezelfde partijen opnieuw aanwezig waren.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur gegrond verklaard. De naheffingsaanslag is verminderd tot een bedrag van € 53.000 en de beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig aangepast. Tevens is de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op in totaal € 2.728. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

De uitspraak benadrukt de procedurele aspecten van het bestuursrecht en belastingrecht, waarbij de rol van de Inspecteur en de rechten van de belanghebbende centraal staan. De beslissing van het Hof is gebaseerd op de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de financiële gevolgen voor de belanghebbende en de verplichtingen van de Inspecteur zorgvuldig zijn afgewogen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 13/00638
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] VOF,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 maart 2013, nummer AWB 12/363, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

Onderzoek ter zitting

De eerste zitting heeft plaatsgehad op 1 december 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , advocaat bij [B] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede de heren [C] (vennoot van belanghebbende) en [D] (accountant bij [E] ), alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [F] en de heren [G] en [H] .
De tweede zitting heeft plaatsgehad op 28 juni 2016 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn dezelfde personen verschenen als op de eerste zitting.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 12 juli 2016, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

Beslissing

Het Hof
  • verklaarthet hoger beroep gegrond
  • vernietigtde uitspraak van de Rechtbank
  • verklaarthet tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond
  • vernietigtde uitspraak van de Inspecteur
  • vermindertde naheffingsaanslag naar een bedrag van € 53.000
  • vermindertde beschikking heffingsrente dienovereenkomstig
  • gelastdat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 780, vergoedt, en
  • veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof, aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op, in totaal, € 2.728.

Gronden

Ten aanzien van het geschil
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot een bedrag van € 53.000.
Ten aanzien van het griffierecht
Nu de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de Inspecteur worden vernietigd, dient de Inspecteur aan belanghebbende het door haar ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 302 respectievelijk € 478, in totaal € 780, te vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
Nu het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen tot betaling van een vergoeding in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Het Hof stelt deze tegemoetkoming, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor wat betreft de behandeling van het beroep bij de Rechtbank op 2,5 (punten) x € 496 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.240, en voor wat betreft de behandeling van het hoger beroep bij het Hof op 3 (punten) x € 496 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.488.
Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft gemaakt.
Slot
Gelet op al het vorenoverwogene moet worden beslist als bovenvermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door T.A. Gladpootjes, voorzitter, P.C. van der Vegt en W.P.J. Schramade, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2016.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 14 juli 2016
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ‘s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.
In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.