ECLI:NL:GHSHE:2016:2953

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
14 juli 2016
Zaaknummer
20-003865-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing na Hoge Raad inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juli 2016 uitspraak gedaan na verwijzing door de Hoge Raad. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 weken wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De zaak betreft een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij hij was veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, die kon worden omgezet in 50 dagen hechtenis. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft in zijn arrest van 4 oktober 2013 het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken. Tegen dit arrest heeft de verdachte cassatie ingesteld, wat leidde tot een terugwijzing door de Hoge Raad.

Na de terugwijzing heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten in een pand in Tilburg. Het hof heeft vastgesteld dat er in de periode van 1 december 2009 tot 20 april 2010 hennepplanten aanwezig waren in het pand, en dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft aan onbekend gebleven personen om hennep te telen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van de opzettelijke hennepteelt en de medeplichtigheid aan deze teelt bevestigd.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 9 weken, waarbij het ook heeft overwogen dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 48 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003865-15
Uitspraak : 6 juli 2016
VERSTEK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het Gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen, na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 19 oktober 2012, parketnummer 02-667046-10 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Verloop van de procedure
Bij voormeld vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is de veroordeelde ter zake van (
feit 1 subsidiair) medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en (
feit 2 subsidiair) medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren te vervangen door 50 dagen hechtenis.
De veroordeelde heeft tegen het vonnis van de politierechter hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 4 oktober 2013 (parketnummer 20-003636-12) heeft het hof dit vonnis van de politierechter vernietigd en verdachte ter zake van (
feit 1 primair) medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken. Het hof heeft verdachte vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde, zowel primair als subsidiair.
Tegen dit arrest is door veroordeelde cassatie ingesteld.
Bij arrest van 17 november 2015 (nr. S 13/05079 MD/LBS) heeft de Hoge Raad
  • overwogen dat het cassatieberoep kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde;
  • overwogen dat de bestreden uitspraak – voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen – niet in stand kan blijven;
  • en beslist als volgt: “vernietigt de bestreden uitspraak – voor zover aan zijn oordeel onderworpen -; wijst de zaak terug naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.”
Als gevolg van deze beslissing van de Hoge Raad is na verwijzing het onder 2 ten laste gelegde niet meer aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad – gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder feit 1 (het hof: 1B) subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstaf voor de duur van 3 weken.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 20 april 2010 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 168, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1A niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 20 april 2010 te Tilburg met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand aan de [adres] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 168, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 20 april 2010 te Tilburg, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof verstaat de tenlastelegging aldus dat
voor zoverhet primair tenlastegelegde niet leidt tot veroordeling, de zaak moet worden beoordeeld op de grondslag van het subsidiair tenlastegelegde.
Voorts begrijpt het hof de bewoordingen van de tenlastelegging “op meerdere (…) tijdstippen” aldus dat bedoeld is dat het tenlastegelegde misdrijf (opzettelijke hennepteelt) binnen de tenlastegelegde periode meermalen is begaan. Daaraan doet niet af dat het woord “telkens” in de tenlastelegging ontbreekt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. primair en 1. subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
primair
hij in de periode van 1 december 2009 tot 20 maart 2010 te Tilburg opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] een hoeveelheid hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
en
1.
subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 20 maart 2010 tot en met 20 april 2010 te Tilburg, opzettelijk heeft/hebben geteeld in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van 168 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 20 maart 2010 tot en met 20 april 2010 te Tilburg opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van bewezen verklaarde overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
Op 20 april 2010 zijn door de politie op de eerste verdieping van de [adres] te Tilburg twee kamers aangetroffen die kennelijk ingericht waren om hennep te kweken. Op de zolder is een in werking zijnde kweekruimte gevonden met daarin 168 hennepplanten, die circa 8 dagen oud waren. De politie heeft in de woning geconstateerd dat er sprake was van een flinke vervuiling van de gebruikte apparatuur, een duidelijke kalkafzetting op de potten op de zolder en in beide kamers en een extreme hoeveelheid stof op de kappen van de assimilatielampen. Tevens is er sprake van meerdere zakken hennepafval en is sprake van oud aardeafval.
Op 13 maart 2010 heeft er een warmtemeting plaatsgevonden welke aangaf dat de temperatuur van de woning aan de [adres] te Tilburg duidelijk hoger lag dan bij de omliggende woningen.
Verdachte heeft verklaard dat hij alleen in de woning aan de [adres] te Tilburg woonde en dat hij op 20 maart 2010 naar Thailand is vertrokken. Toen hij naar Thailand ging heeft verdachte de sleutel van het huis aan ene [getuige] gegeven.
Uit het voorgaande blijkt dat er sprake is van eerdere oogsten in de woning van verdachte (voorafgaande aan de aangetroffen kweek). Dat de woning volgens verdachte leeg was ten tijde van zijn vertrek naar Thailand op 20 maart 2010 en dat hij niets wist van de aangetroffen hennepkwekerij acht het hof niet geloofwaardig. Dit rijmt immers niet met de omstandigheid dat op 20 april 2010 in de woning zowel ingerichte kweekruimten als een inwerking zijnde kwekerij, alsmede sterke aanwijzingen voor een voorafgaande oogst zijn aangetroffen.
Nu de verdachte naar zijn zeggen tot 20 maart 2010 alleen in de woning heeft gewoond en hij niet heeft verklaard dat anderen in die periode hennep hebben geteeld in deze woning, acht het hof bewezen dat verdachte zich voor 20 maart 2010 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen van hennep. Van medeplegers blijkt niet.
Met het overdragen van de sleutel van de woning, met de daarin aanwezige voorzieningen voor het telen van hennepplanten, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de kwekerij opnieuw in gebruik zou worden genomen.
Deze gedraging van verdachte houdt in dat hij welbewust een of meer anderen in staat heeft gesteld hennep te telen in zijn, verdachtes, woning. Dit levert op medeplichtigheid aan het opzettelijk telen van hennep met betrekking tot de periode vanaf 20 maart 2010.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Bij dit oordeel betrekt het hof de omstandigheid dat er 168 hennepplanten zijn aangetroffen in de woning van verdachte en dat er sprake is van ten minste een eerdere oogst. Het bewezenverklaarde handelen van verdachte staat in relatie met de handel in softdrugs. De illegale hennephandel brengt allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten met zich, zoals het ontduiken van belastingen. Daarnaast kan het frequent gebruik van softdrugs schadelijk zijn voor de gezondheid.
Voorts betrekt het hof bij zijn oordeel omtrent de strafmaat de omstandigheid dat uit het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 mei 2016 blijkt dat hij eerder is veroordeeld door de strafrechter, onder meer bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 11 juli 2007 voor een overtreding van art. 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet, meermalen gepleegd
.
Het hof neemt daarnaast in aanmerking dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden doordat de stukken te laat zijn opgestuurd naar de Hoge Raad (cassatieberoep 16 oktober 2013; stukken binnengekomen bij Hoge Raad 19 december 2014) en de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan op 17 november 2015, dit is meer dan twee jaren na het instellen van het cassatieberoep.
In verband hiermee zal het hof de passend geachte straf (gevangenisstraf van tien weken) verminderen met één week).
Gelet op het bovenstaande acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 weken passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 48 en 57 Sr, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair en 1. subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) weken.
Aldus gewezen door
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier,
en op 6 juli 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. B. Stapert is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.