ECLI:NL:GHSHE:2016:3349

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
1 augustus 2016
Zaaknummer
200.152.684/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige contactregeling tussen ouders en minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van een beschikking van 17 december 2015, waarin een voorlopige contactregeling tussen de vader en de minderjarige is vastgesteld. De moeder, hierna te noemen de appellante, heeft samen met haar advocaat, mr. E.E.M. van Schaijk-Böhm, de zaak aangespannen tegen de vader, hierna te noemen de verweerder, die wordt bijgestaan door mr. M. Ras. De beschikking van het hof houdt in dat de raad is verzocht om een onderzoek in te stellen en te rapporteren over de situatie van de minderjarige. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2016, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren. Tijdens deze zitting is gesproken over de mogelijkheden voor een vervolgtraject bij een omgangshuis, waar de ouders samen en individueel begeleiding kunnen krijgen om het contact tussen de minderjarige en de vader te herstellen.

De ouders hebben tijdens de zitting verklaard bereid te zijn om afspraken te maken over de hervatting van de contacten. Uiteindelijk zijn zij overeengekomen dat de minderjarige contact zal hebben met de vader gedurende vier contactmomenten, begeleid door de zuster van de vader. De data voor deze contactmomenten zijn vastgesteld op 13 augustus, 28 augustus, 17 september en 1 oktober 2016. Het hof heeft besloten dat deze afspraken in het belang van de minderjarige zijn en heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 26 oktober 2016, om het verloop van de contacten af te wachten. De beschikking is gegeven door de rechters en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 28 juli 2016
Zaaknummer: 200.152.684/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/266900 /FA RK 13-4280
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.E.M. van Schaijk-Böhm,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Ras.

9.De beschikking van 17 december 2015

Bij die beschikking heeft het hof:
- een voorlopige contactregeling tussen de vader en [minderjarige] bepaald zoals in die beschikking is weergegeven;
- de raad verzocht een onderzoek in te stellen conform hetgeen onder 7.3.3. is overwogen en daaromtrent te rapporteren en te adviseren;
- iedere verdere beslissing aangehouden tot pro forma 17 mei 2016.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de raad van 24 maart 2016;
- de brief van de advocaat van de vrouw van 12 april 2016;
- de brief van de advocaat van de man van 12 april 2016;
- de brief van de advocaat van de man van 14 april 2016.
10.2.
Op 8 juni 2016 heeft een telefonische vergadering plaatsgevonden, waaraan deelnamen de voorzitter van het hof, de advocaten van partijen en de moeder, in aanwezigheid van de griffier van het hof.
10.3.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Schaijk - Böhm;
- de vader, bijgestaan door mr. Ras;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
Tevens is verschenen mevrouw [de zuster van de vader] , de zuster van de vader, die als informant door het hof is gehoord.
10.4.
Na de mondelinge behandeling heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van:
- een emailbericht van de advocaat van de vader d.d. 8 juli 2016;
- een emailbericht van de advocaat van de moeder d.d. 8 juli 2016.

11.De verdere beoordeling

11.1.
Uit voormelde brief van de raad blijkt dat de bemoeienis van de raad niet tot resultaat heeft geleid. De raad concludeert dat een traject bij het omgangshuis, waar de ouders - samen en individueel - passende begeleiding krijgen, mogelijk kansen biedt.
11.2.
De moeder heeft bij voormelde brief kenbaar gemaakt dat zij bereid is om met het omgangshuis en met de vader te werken aan herstel en opbouw van het contact tussen [minderjarige] en de vader en zij verzoekt het hof partijen te verwijzen naar het omgangshuis.
11.3.
De vader heeft bij voormelde brieven laten weten dat hij instemt met het opstarten van een traject bij het omgangshuis. Gelet op zijn full time baan verzoekt hij het traject te laten plaatsvinden gedurende de weekeinden en in een omgangshuis in [plaats] .
11.4.
Het telefonisch overleg op 8 juni 2016 had ten doel te onderzoeken of op eenvoudige wijze tot afspraken kon worden gekomen om een gezamenlijk vervolgtraject in gang te zetten. Tijdens het gesprek bleek dat het niet eenvoudig was om tot een gezamenlijk vervolgtraject te geraken en is met instemming van de partijen besloten de zaak ter zitting nader te bespreken. Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling in hoger beroep hebben de ouders van [minderjarige] desgevraagd verklaard bereid te zijn om te trachten tot nadere afspraken te komen over een hervatting van de contacten tussen [minderjarige] en de vader. De mondelinge behandeling is in verband hiermee enige tijd geschorst geweest.
Na hervatting van de zitting hebben de ouders het hof medegedeeld dat zij zijn overeengekomen dat [minderjarige] contact zal hebben met de vader gedurende vier - door mevrouw [de zuster van de vader] , de zuster van de vader, te begeleiden - contactmomenten van ongeveer vier uren per contactmoment. Uit het e-mailbericht van de advocaat van de vader van 8 juli 2016, bevestigd door het e-mailbericht van de advocaat van de moeder van diezelfde datum, blijkt dat de ouders het eens zijn geworden over de volgende vier dagen waarop [minderjarige] begeleid contact met de vader zal hebben: zaterdag 13 augustus 2016, zondag 28 augustus 2016, zaterdag 17 september 2016 en zaterdag 1 oktober 2016. Op de eerste twee vermelde data zal het contact tussen [minderjarige] en de vader plaatsvinden in [woonplaats van de moeder] , waarbij de vader zich met mevrouw [de zuster van de vader] naar [woonplaats van de moeder] zal begeven en op de laatste twee vermelde data in [woonplaats van de grootmoeder van de minderjarige van vaderszijde] (NH) bij de grootmoeder van [minderjarige] van vaderszijde, waarbij de moeder [minderjarige] naar [woonplaats van de grootmoeder van de minderjarige van vaderszijde] zal brengen en hem na afloop van het contact daar ook weer zal ophalen.
De ouders zijn voorts overeengekomen dat eventueel overleg, voorafgaande aan en na afloop van de contacten, zal plaatsvinden telefonisch of via e-mail tussen de moeder en mevrouw
[de zuster van de vader] . Ook is overeengekomen dat, indien een contactmoment voor [minderjarige] te inspannend blijkt, de vader en mevrouw [de zuster van de vader] dat contactmoment dan zullen inkorten en [minderjarige] eerder dan afgesproken weer bij de moeder zal zijn.
Ten slotte zijn de ouders overeengekomen dat ieder van hen na elk contact tussen [minderjarige] en de vader de op pagina 5 van de hiervoor onder 10.1 vermelde brief van de raad van 24 maart 2016 opgenomen vragen zo feitelijk als mogelijk zal beantwoorden en de antwoorden aan het hof zal doen toekomen. Mevrouw [de zuster van de vader] kan de vader hierin bijstaan.
Het hof acht deze afspraken omtrent omgang, waarbij de ouders zich inspannen om te onderzoeken op welke wijze een vorm van contact mogelijk is tussen [minderjarige] en de vader, in het belang van [minderjarige] .
Het hof zal dan ook overeenkomstig de afspraken tussen de ouders beslissen.
11.5.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak aanhouden tot de zitting van woensdag 26 oktober 2016 te 14.00 uur, teneinde het verloop van de contacten tussen [minderjarige] en de vader af te wachten.
Het hof tekent daarbij aan dat het de ouders en mevrouw [de zuster van de vader] in afwachting van deze zitting vrij staat om in de periode tussen 1 oktober en 26 oktober 2016 een vijfde contact te plannen.

12.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat voorlopig, totdat nader door het hof is beslist, [minderjarige] contact zal hebben met de vader gedurende vier - door mevrouw [de zuster van de vader] te begeleiden - contactmomenten van ongeveer vier uren, te weten op zaterdag 13 augustus 2016, zondag 28 augustus 2016, zaterdag 17 september 2016 en zaterdag 1 oktober 2016;
bepaalt dat het contact tussen [minderjarige] en de vader op 13 augustus 2016 en op 28 augustus 2016 zal plaatsvinden in [woonplaats van de moeder] , waarbij de vader zich naar [woonplaats van de moeder] zal begeven, en dat dit contact op 17 september 2016 en op 1 oktober 2016 zal plaatsvinden in [woonplaats van de grootmoeder van de minderjarige van vaderszijde] (bij de grootmoeder van [minderjarige] van vaderszijde), waarbij de moeder [minderjarige] naar [woonplaats van de grootmoeder van de minderjarige van vaderszijde] zal brengen en hem na afloop van het contact daar ook weer zal ophalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan tot de zitting van dit hof van
woensdag 26 oktober 2016 te 14.00 uur.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, M.C. Bijleveld - van der Slikke en E.L. Schaafsma - Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2016.