ECLI:NL:GHSHE:2016:3354

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
1 augustus 2016
Zaaknummer
200.180.537/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in ouderschapskwestie met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader verzocht om de vernietiging van de beschikking van 18 augustus 2015, waarin zijn verzoeken om een co-ouderschapsregeling en wijziging van de hoofdverblijfplaats van zijn minderjarige kinderen werden afgewezen. De moeder, die in incidenteel appel ging, verzocht de vader niet ontvankelijk te verklaren en hem te veroordelen in de proceskosten. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juni 2016 hebben beide partijen ingestemd met een ouderschapsonderzoek, waarbij drs. E. Klaver als deskundige werd benoemd. Het hof heeft de deskundige verzocht om de relatie tussen de ouders en de minderjarigen te onderzoeken en te rapporteren over de hoofdverblijfplaats die het meest in het belang van de kinderen is. De kosten van het onderzoek zullen ten laste komen van de Rijkskas, gezien de financiële situatie van de ouders. De beslissing van het hof is op 28 juli 2016 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 28 juli 2016
Zaaknummer: 200.180.537/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/293881 / FA RK 15-2648
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.A.E. Timmer,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.S. Knegtmans.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats]
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 augustus 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 november 2015, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de verzoeken van de vader in eerste aanleg toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 23 december 2015, heeft de moeder verzocht de vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken. Tevens heeft de moeder incidenteel appel ingesteld en verzocht de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 15 januari 2016, heeft de vader verzocht het zelfstandige verzoek van de moeder tot veroordeling van de vader in de kosten van deze hoger beroepsprocedure af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 juni 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Timmer;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Knegtmans;
  • de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 29 juli 2015;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 9 juni 2016;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 10 juni 2016.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 27 juli 2006 een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan.
Uit het geregistreerd partnerschap van partijen zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij beschikking van 22 juni 2012 heeft de rechtbank ‘s-Hertogenbosch tussen partijen de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken en het overgelegde ouderschapsplan en convenant aangehecht, welke beschikking op 29 juni 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.1.
Voor zover van belang zijn partijen overeengekomen dat de kinderen hoofdverblijf hebben bij de moeder en zijn zij een regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen waarbij de kinderen – kort samengevat – gedurende een weekeinde per veertien dagen van donderdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur, de helft van de vakanties en feestdagen en overige dagen in onderling overleg bij de vader verblijven.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Oost-Brabant de verzoeken van de vader– om een co-ouderschapsregeling vast te stellen, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] te wijzigen en bij hem te bepalen en een bijzondere curator te benoemen – afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
Ter zitting in hoger beroep heeft het hof aanstonds met partijen de mogelijkheid besproken dat het hof een zogenaamd ouderschapsonderzoek gelast. Het betreft hier een deskundigenbericht in de zin van artikel 194 e.v. Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv). Partijen hebben – na een korte schorsing van de behandeling - beide verklaard in te stemmen met een ouderschapsonderzoek.
3.6.
Partijen hebben voorts ingestemd met de benoeming van mevrouw drs. E. Klaver,
orthopedagoge, te [kantoorplaats] , als deskundige. Zij hebben er voorts mee ingestemd de
vraagstelling aan de deskundige aan het hof over te laten. Het hof wijst op het bepaalde in artikel 198 lid 3 Rv dat bepaalt dat partijen verplicht zijn aan het ouderschapsonderzoek mee te werken en dat wanneer partijen niet aan deze verplichting voldoen, het hof daaruit de gevolgtrekking kan maken die het hof geraden acht.
3.7.
Het hof zal als deskundige benoemen mevrouw drs. E. Klaver, MediationHouse, praktijk doende aan de [kantoorplaats] te [postcode] [vestigingsplaats] , telefoonnummer [netnummer + telefoonnummer] .
Het hof zal tevens een raadsheer-commissaris benoemen onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden. De deskundige kan zich, indien daartoe aanleiding is, met de raadsheer-commissaris verstaan over het verloop en de voortgang van het onderzoek.
3.8.
De deskundige - die zich bereid heeft verklaard het onderzoek te verrichten - wordt verzocht tijdens de onderzoeksfase gesprekken met de ouders te voeren en zo mogelijk met toepassing van mediationtechnieken te bewerkstelligen dat de ouders in het belang van hun kinderen in staat zullen zijn tot constructief overleg met betrekking tot hetgeen hen thans verdeeld houdt en waar mogelijk, hun geschillen kunnen beëindigen.
De advocaat van appellant dient
binnen 14 dagennadat deze beschikking is gegeven de deskundige te voorzien van afschriften van de processtukken.
Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden
tot 24 maart 2017pro forma, teneinde het onderzoek door de deskundige te laten plaatsvinden.
3.9.
Het hof verzoekt de deskundige te rapporteren en te adviseren omtrent de volgende vragen :
Hoe is de relatie tussen partijen op ouderniveau? Is er een herkenbaar patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan?
Kan de ouderrelatie zodanig worden verbeterd, dat de kinderen buiten de strijd van partijen blijven en de kinderen geen last hebben van de communicatie tussen partijen?
Hoe is de relatie van de minderjarigen met enerzijds de moeder en de vader individueel en anderzijds met de beide ouders tezamen?
Welke hoofdverblijfplaats is het meest in het belang van de minderjarige(n) ?
In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van een contactregeling rekening te houden met de behoeften van de minderjarige(n)?
In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van de contactregeling rekening te houden met elkaar en met de belangen van de minderjarige(n)?
In hoeverre zijn de ouders in staat elkaar ruimte te bieden voor contact met de minderjarige(n)?
In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de minderjarige(n)? En zo deze naar voren komen, welke zijn dit?
De deskundige dient het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek en - bij gebreke van overeenstemming - de door het hof gestelde vragen te beantwoorden en het hof zo mogelijk te adviseren omtrent hetgeen de partijen verdeeld houdt. .
3.10.
Bij toepassing van de artikelen 195, 199 en 200 Rv komen de kosten van een dergelijk onderzoek in dagvaardingsprocedures ten laste van partijen. In verzoekschriftprocedures bepaalt artikel 284 lid 1 Rv die bepalingen van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. Indien het in het belang van de kinderen nodig is dat een ouderschapsonderzoek plaatsvindt, biedt deze bepaling het hof de ruimte de kosten van zo een onderzoek geheel of gedeeltelijk ten laste van het Rijk te brengen indien sprake is van geen of verminderde draagkracht aan de zijde van (een van) de ouders.
Het hof is van oordeel dat de onderhavige zaak ten aanzien van beide ouders aan dit criterium voldoet en zal derhalve bepalen dat de kosten van de deskundige, tot een maximum bedrag van in totaal € 4.500,- inclusief voorschotten en BTW, ten laste van het rijk zullen komen. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de totale kosten laatstgenoemd bedrag niet te boven zullen gaan. De deskundige dient te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 107,50 per uur, exclusief BTW.

4.De beslissing

Het hof:
gelast een deskundigenonderzoek zoals in het lichaam van deze beschikking bedoeld;
benoemt tot deskundige:
drs. E. Klaver
[kantoorplaats]
[postcode] [vestigingsplaats]
bepaalt dat de kosten van de deskundige ten laste zullen komen van ‘s Rijks kas, een en ander met inachtneming van het hiervoor in rechtsoverweging 3.10. bepaalde;
benoemt tot raadsheer-commissaris, onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden: mr. C.A.R.M. van Leuven;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal zenden;
bepaalt dat de partij die het hoger beroep heeft ingesteld binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de deskundige zal stellen;
bepaalt dat het de deskundige vrij staat in het uit te brengen verslag al datgene op te merken wat naar haar inzicht dienstig kan zijn, óók indien dit niet rechtstreeks uit de opdracht voortvloeit;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat partijen door de deskundige in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken;
bepaalt dat de deskundige tijdig, dat wil zeggen vóór 24 maart 2017 het hof schriftelijk zal rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek;
verzoekt de deskundige bij eventuele vertraging van het onderzoek de raadsheer-commissaris
hierover tijdig schriftelijk, met afschrift aan partijen, te informeren onder vermelding van de oorzaak;
verzoekt de deskundige een afschrift van de rapportage toe te zenden aan de advocaten van partijen alsmede aan de Raad voor de Kinderbescherming;
houdt in afwachting van het verloop en de resultaten van voornoemd deskundigenonderzoek iedere verdere beslissing pro forma aan tot 24 maart 2017;
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.D.M. Lamers en H.J.M. van Arkel – van Gasselt in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2016.