In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg van 27 oktober 2015. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden voor meerdere feiten, waaronder oplichting en valsheid in geschrifte. Het hof heeft de bewezenverklaring van één van de feiten vernietigd, maar heeft een nieuwe bewezenverklaring in de plaats gesteld, waarbij het hof de gronden en bewijsmiddelen heeft aangevuld. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarbij hij primair vrijspraak bepleitte voor de meeste feiten, maar zich refereerde aan het oordeel van het hof voor enkele specifieke feiten. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen, in overweging genomen, maar heeft uiteindelijk besloten om het vonnis te vernietigen voor het specifieke feit van valsheid in geschrifte, terwijl het voor de overige feiten het vonnis heeft bevestigd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste documenten, waaronder loonstroken, en heeft geoordeeld dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van het bewezen verklaarde feit. De strafmaat is gelijk aan die welke door de eerste rechter is opgelegd, rekening houdend met de ernst van het bewezen verklaarde en de schade die is veroorzaakt.