ECLI:NL:GHSHE:2016:365

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
200 174 475_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beschermingsbewind na stabilisatie van psychiatrisch toestandsbeeld

In deze zaak gaat het om de opheffing van een beschermingsbewind dat was ingesteld voor appellante, die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 16 juli 2015 het verzoek van appellante tot opheffing van het bewind afgewezen. Appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. S. van de Voorde, heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat de noodzaak voor het bewind niet meer bestaat, omdat haar psychiatrisch toestandsbeeld stabiel is. Dit werd bevestigd door twee psychiaters die in brieven hebben verklaard dat appellante goed meewerkt aan haar behandeling en dat zij in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 17 december 2015, waarbij appellante haar standpunt heeft toegelicht. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg en brieven van de psychiaters. Het hof oordeelt dat appellante voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat voortzetting van het bewind niet langer noodzakelijk is. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en heft het bewind op met ingang van 15 februari 2016, zodat de bewindvoerder de overdracht van het beheer op een ordelijke wijze kan verzorgen.

De beslissing van het hof wordt aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant gezonden voor aantekening in het Curatele- en Bewindregister. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 februari 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 4 februari 2016
Zaaknummer: 200.174.475/01
Zaaknummer eerste aanleg: 4122214 / OV VERZ 15-3718
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats]
in deze zaak (mede) woonplaats kiezende te [domicilie] aan het [adres] ten kantore van haar advocaat,
appellante,
advocaat: mr. S. van de Voorde.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- [bewindvoeringen] Bewindvoeringen B.V..

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 16 juli 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 juli 2015, heeft appellante verzocht:
I. voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen dat het beschermingsbewind ten aanzien van appellante wordt opgeheven;
II. de door het hof te wijzen beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
Er is geen verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 december 2015. Bij die gelegenheid is gehoord:
- appellante, bijgestaan door mr. Van de Voorde.
2.3.1.
Namens [bewindvoeringen] Bewindvoeringen B.V. is niemand verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 2 juli 2015;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van appellante d.d. 19 augustus 2015;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van appellante d.d. 3 november 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van de kantonrechter te Middelburg van 28 april 2011 zijn de goederen van appellante voor onbepaalde tijd onder bewind gesteld. Bij beschikking van de kantonrechter te Middelburg van 23 december 2011 is [bewindvoeringen] Bewindvoeringen B.V. tot bewindvoerder benoemd.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van appellante tot opheffing van het bewind afgewezen.
3.3.
Appellante kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
Appellante voert in haar beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan. Het beschermingsbewind dient te worden opgeheven, nu de noodzaak daartoe niet meer bestaat. De grond die tot instelling van het bewind heeft geleid is niet langer aanwezig. De psychiater bevestigt dat het psychiatrisch toestandsbeeld van appellante stabiel is en dat bewindvoering niet meer nodig is. Appellante is in mei 2015 opgenomen geweest in Emergis, maar die opname was op eigen verzoek, omdat appellante merkte dat het even niet goed met haar ging. Appellante ziet thans derhalve zelf in wanneer zij aan de bel moet trekken. Vanaf 1 januari 2015 zal appellante eenmaal in de zes weken contact hebben met een specialistisch verpleegkundige. Ook zal zij eenmaal in de zes weken haar psychiater consulteren.
Ingeval het beschermingsbewind wordt opgeheven, gaat appellante niet direct zelf haar financiële zaken beheren, maar komt zij in budgetbeheer bij de heer [budgetbeheerder] van de Stichting Vlot budget beheer. Deze is bereid om appellante te leren om zelf haar financiën op een goede manier te behartigen. Er bestaat een grote kans dat de gemeente de kosten van het budgetbeheer zal vergoeden.
Appellante heeft alleen nog een schuld bij Housing First van € 872,-. Daarop lost zij af met een bedrag van € 40,- per maand.
3.5.
Het hof overweegt als volgt.
3.5.1.
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of degene die gerechtigd is het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 BW, alsmede ambtshalve.
3.5.2.
Het hof is van oordeel dat appellante voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat voortzetting van het bewind niet langer noodzakelijk is. Het hof overweegt daartoe dat de psychiater [psychiater 1] in de brief van 23 juni 2015 verklaart dat het psychiatrisch toestandsbeeld van appellante stabiel is en dat zij goed meewerkt aan de behandeling en dat de psychiater [psychiater 2] in de brief van 30 oktober 2015 laat weten ervan overtuigd te zijn dat appellante, gezien haar stabiele psychische toestand en goede medewerking aan de behandeling, haar bewindvoering niet meer nodig heeft.
Voorts is door appellante ter zitting verklaard dat zij na de opheffing van het beschermingsbewind in budgetbeheer gaat bij de heer [budgetbeheerder] van de Stichting Vlot budget beheer.
Gelet op het voorgaande is er onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat appellante thans haar vermogensrechtelijke belangen niet zelf behoorlijk kan waarnemen.
3.5.3.
Het hof zal de bestreden beschikking derhalve vernietigen en het verzoek van appellante tot opheffing van het bewind alsnog toewijzen met ingang van 15 februari 2016.
Dit stelt de bewindvoerder in de gelegenheid de overdracht van het beheer over de financiële zaken op ordelijke wijze te verzorgen.
Het hof vertrouwt erop dat appellante zich tot de juiste instanties zal wenden indien er financiële problematiek ontstaat.
3.6.
Het hof zal hierna bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, in verband met aantekening in het Curatele- en Bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 16 juli 2015,
en opnieuw rechtdoende:
heft op met ingang van 15 februari 2016 het bewind over de goederen van [appellante] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats] en in deze zaak mede woonplaats kiezende te [domicilie] aan het [adres] ten kantore van mr. S. van Voorde;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, in verband met aantekening in het Curatele- en Bewindregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A.M. Scheij, C.A.R.M. van Leuven en
H.J. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2016.