ECLI:NL:GHSHE:2016:3664

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 augustus 2016
Publicatiedatum
16 augustus 2016
Zaaknummer
200.181.426/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen na de echtscheiding van de ouders. De vader, appellant in principaal appel, verzoekt om een uitbreiding van de omgangsregeling, waarbij hij iedere woensdag en elk weekend contact met de kinderen wenst. De moeder, verweerster in principaal appel, verzoekt om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken en stelt dat de omgang bij haar thuis moet plaatsvinden. De rechtbank Limburg had eerder bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en dat de omgang met de vader onder begeleiding van Humanitas plaatsvond. De vader voert aan dat de omgang goed verloopt en dat de kinderen behoefte hebben aan meer contact met hem. De moeder daarentegen stelt dat de vader onvoldoende verantwoordelijkheidsgevoel toont en dat de kinderen niet meer met hem mee willen gaan. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de ouders en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. Het hof oordeelt dat de huidige regeling, waarbij de kinderen op woensdag en zaterdag contact hebben met de vader, moet worden vastgelegd als minimumregeling. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, maar bepaalt dat het contact bij de moeder thuis moet plaatsvinden en dat de regeling ook tijdens vakantie- en feestdagen doorloopt, tenzij de moeder met de kinderen op vakantie gaat. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 11 augustus 2016
Zaaknummer: 200.181.426/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/04/126443 / FA RK 13-1614
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: aanvankelijk mr. N.J.M. Kammers, thans mr. R. Engwegen,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. Rouchdi.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 3 september 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 november 2015, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
  • de vader iedere woensdag omgang heeft met de kinderen in de woning van de moeder;
  • de kinderen iedere vrijdagmiddag tot en met zondag 16.00 uur bij de vader verblijven;
  • de kinderen in de oneven jaren de gehele zomervakantie bij de vader verblijven en de even jaren de gehele zomervakantie bij de moeder verblijven;
  • de overige vakanties in onderling overleg dienen te worden verdeeld, waarbij verdeling bij helfte het uitgangspunt is;
  • kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 18 januari 2016, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans deze verzoeken af te wijzen, als zijnde ongegrond dan wel in strijd met de wet, waarbij de vader in de proceskosten dient te worden veroordeeld.
Tevens heeft de moeder incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen en als zorgregeling vast te leggen dat de vader elke zaterdag omgang heeft met de kinderen in de woning van de moeder, waarbij deze regeling gedurende de vakantie- en feestdagen blijft doorlopen, behoudens de tijd dat de moeder met de kinderen op vakantie gaat.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 8 maart 2016, heeft de vader verzocht de moeder in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar dit beroep als ongegrond en onbewezen te ontzeggen. Kosten rechtens.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 juni 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. H. Hilkens, kantoorgenoot van mr. Engwegen, en de heer O. Achkef, als tolk, die daartoe op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte heeft afgelegd;
  • de moeder, bijgestaan door mr. B.L. Wesseling, kantoorgenoot van mr. Rouchdi;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.5.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de raad d.d. 9 december 2015, vermeldende dat de raad geen andere relevante rapporten en adviezen heeft die niet reeds in het bezit zijn van het hof;
  • het V-formulier van mr. Engwegen d.d. 14 december 2015 dat hij mr. Kammers vervangt;
  • de brieven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij met de rechter willen komen praten;
  • het V-formulier van de advocaat van de vader d.d. 31 mei 2016 waarin hij verzoekt om uitstel van de mondelinge behandeling.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
Partijen zijn op 11 augustus 1998 met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 4] (hierna: [minderjarige 4] ), op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] .
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij beschikking van 27 augustus 2014 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 8 december 2014 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft voorts, voor zover hier van belang, de raad verzocht te adviseren en onderzoek te verrichten ten aanzien van de gezagsvoorziening, de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling.
Bij beschikking van 11 maart 2015 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de moeder. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, voorts bepaald dat de zorgregeling tussen de kinderen en de vader voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, zal plaatsvinden onder begeleiding van Humanitas (BOR-regeling), welke regeling inhoudt dat de kinderen één middag in het weekend van 14.00 uur tot 17.00 uur contact hebben met de vader.
Bij beschikking van 29 mei 2015 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, als voorlopige zorgregeling, totdat nader wordt beslist, vastgesteld dat de kinderen iedere zaterdagmiddag omgang hebben met de vader in de woning van de moeder.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken iedere zaterdagmiddag en op woensdag omgang hebben met de vader, waarbij partijen in onderling overleg afspraken dienen te maken over de duur, tijdstippen en plaats van de omgang. De rechtbank heeft bepaald dat elke partij de eigen kosten van de procedure draagt.
3.4.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert -kort weergegeven- het volgende aan.
Hij acht het in het belang van de kinderen dat er meer en langere omgangsmomenten komen. Hij merkt op dat de omgang goed verloopt en hij naast de overeengekomen omgangsmomenten ook veel telefonisch contact heeft met de kinderen, die dagelijks de behoefte hebben om hem te spreken en met hem hun schooldag te bespreken. Dat de kinderen behoefte hebben aan meer contact met hem hebben zij allen meerdere malen kenbaar gemaakt. De vader merkt ook dat zij onrustig/opstandig worden als zij hem niet regelmatig zien.
Wat de vakanties betreft verzoekt de vader om de kinderen de zomervakantie het ene jaar bij de ene ouder en het andere jaar bij de andere ouder te laten verblijven, in verband met eventuele vakanties naar Marokko. De vader merkt hierbij op dat hij er geen bezwaar tegen heeft als de moeder samen met hem en de kinderen naar Marokko zou willen reizen.
3.6.
De moeder voert -kort weergegeven- het volgende aan.
De vader is, nadat de rechtbank uitspraak had gedaan en het hem duidelijk werd dat de raad geen bemoeienis meer had met de zaak, vervallen in zijn oude patroon. Afspraak was dat de vader met de kinderen ergens in [plaats] wat zou gaan eten of drinken, waarna hij de kinderen bij de moeder zou terugbrengen. De vader gaat echter werken (bezorgen van levensmiddelen) en neemt de kinderen mee in de auto. Daarbij meldt de vader ook niet aan de moeder waar hij met de kinderen is. Het is meermaals voorgekomen dat de vader de kinderen pas om 22.00 uur terugbracht, zonder de moeder hierover te berichten. De moeder maakt zich dan zorgen dat de vader de kinderen niet meer terugbrengt. De moeder wil daarom dat er omgang in haar woning plaatsvindt. Temeer nu ook de kinderen hebben aangegeven, voor zover zij überhaupt nog omgang willen met de vader, niet meer met hem mee te willen gaan. Overigens heeft de vader, die enkel een kamer huurt, ook onvoldoende ruimte om de kinderen bij hem thuis op te vangen. Qua frequentie zou het moeten gaan om eens per week. De raad heeft eerder ook te kennen gegeven een regeling met een dergelijke frequentie het meest in het belang van de kinderen te achten.
De vader denkt niet in het belang van de kinderen. Hij heeft geen verantwoordelijkheidsgevoel, betaalt geen kinderalimentatie, zet de kinderen onder druk en doet wat hem zelf goed uitkomt. De vader is niet echt geïnteresseerd in de kinderen. Zo is hij onvoldoende betrokken bij het medische traject van [minderjarige 4] en de voortgang van de kinderen op school. Het lijkt erop dat de vader enkel verzoekt om uitbreiding van de zorgregeling om de moeder te dwarsbomen.
3.7.
De vader betwist in zijn verweer op het incidenteel appel van de moeder dat hij de kinderen onder druk zet, hij geen leuke dingen doet met de kinderen, hij nimmer aan de moeder meedeelt waar hij met de kinderen naartoe gaat en hij de kinderen niet op de afgesproken tijd terugbrengt naar de moeder. De vader, die de omgangsmomenten overigens mag invullen op de wijze zoals hem dat goed lijkt, speelt veel met de kinderen en helpt hen met hun huiswerk. Als hij de kinderen iets later dan gepland terug brengt, stelt hij de moeder hier altijd van op de hoogte. Overigens is de verstandhouding tussen partijen inmiddels aanzienlijk verbeterd, aldus de vader. Hij bezoekt de moeder en de kinderen thans dagelijks en als gezin ondernemen zij veel activiteiten, tijdens welke activiteiten de sfeer zeer ontspannen is. De vader acht het in dat licht onbegrijpelijk waarom de moeder verzoekt om een beperkter zorgregeling.
De vader betwist ook dat hij niet in het belang van de kinderen denkt en geen verantwoordelijkheidsgevoel heeft. De vader levert wel degelijk een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en is terdege betrokken bij het medische traject van [minderjarige 4] en bij de voortgang van de kinderen op school.
3.8.
De vader heeft ter zitting bij het hof naar voren gebracht dat hij de kinderen momenteel bijna dagelijks bij de moeder ziet. Hij kan zich daar prima in vinden, in welk verband hij ook opmerkt dat zijn woonruimte minder geschikt is om de kinderen daar te ontvangen. Wel zou de vader graag zien dat de door hem verzochte regeling wordt vastgelegd als minimumregeling waar partijen op kunnen terugvallen in het geval er onenigheid is.
Het contact met de kinderen verloopt volgens de vader goed. Hij heeft een goede band met hen. De vader ziet het niet als een probleem als zijn vrienden buiten in de auto op hem wachten, maar heeft geen moeite met het verzoek van de moeder dit niet meer te doen. Hij merkt verder nog op dat kinderen op hun best zijn bij de moeder, maar ook de vader belangrijk is. Zo is het hier ook. De vader, die de moeder bedankt voor de opvoeding die ze de kinderen geeft, wil participeren in het leven van de kinderen. De vader heeft ook altijd geprobeerd er samen met de moeder uit te komen. Wat hem aangaat hadden partijen (met hun advocaten) zonder tussenkomt van een rechter tot beslechting van het geschil kunnen komen.
3.9.
De moeder heeft ter zitting bij het hof bevestigd dat de vader af en aan komt bij haar thuis om de kinderen te zien. Zij vindt dit prima voor de kinderen. Zij vindt het – zo begrijpt het hof haar betoog – onder de huidige situatie ook prima dat de vader doordeweeks even belt om de kinderen te zien.
Hetgeen de vader verzoekt als regeling waar partijen op kunnen terugvallen, is geen minimumregeling, aldus de moeder. Deze regeling is veel te ruim, zeker in de situatie dat het niet goed zou lopen. De moeder heeft in incidenteel appel verzocht vast te stellen dat er alleen op zaterdag omgang is tussen de vader en de kinderen. De moeder vindt het prima als de woensdag daar bij komt, mits het contact bij haar thuis plaats vindt. Zij wil niet dat de kinderen bij de vader verblijven. Hij heeft daartoe onvoldoende verantwoordelijkheidsgevoel en leidt ook geen regelmatig leven. Het contact is bovendien ook nog nooit met overnachting geweest.
Omtrent het huidige verloop van het contact stoort het de moeder als de vader – als hij langs komt om de kinderen te zien – met zijn vrienden komt, die vervolgens in de auto blijven wachten, en de vader niet eens tijd heeft voor een knuffel met de kinderen. De moeder zou graag zien dat hij alleen komt en de tijd neemt voor de kinderen. Met name [minderjarige 3] heeft daar behoefte aan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , die veel hebben meegemaakt, hebben er op dit moment geen problemen mee als de vader komt, maar hoeven hem niet iedere dag te zien. [minderjarige 4] kan haar mening niet geven, maar het contact met haar verloopt goed.
Het stoort de moeder verder dat de vader de kinderen soms tegen haar opstookt, terwijl zij hem – ondanks het verleden en ondanks haar angstgevoelens voor hem – flink tegemoet is gekomen, ook nu nog.
De moeder was graag een mediationtraject ingegaan met de vader. De vader heeft hieraan echter geen gehoor gegeven.
3.10.
De raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat het contact momenteel best goed verloopt. Het gaat ook goed met de kinderen. De regeling waarop kan worden teruggevallen in de situatie dat het niet goed gaat tussen de ouders, moet niet ruimer zijn dan de huidige regeling, zoals die thans in de praktijk loopt. De kinderen zouden zich bij een te ruime minimum regeling onveilig kunnen gaan voelen. De raad adviseert om het bij de woensdag en de zaterdag te houden, als er moet worden teruggevallen op een regeling.
3.11.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.12.
Het hof stelt vast dat partijen tevreden zijn met de wijze waarop thans het contact tussen de vader en de kinderen plaatsvindt. Zij zijn verder beiden van mening dat een regeling dient te worden vastgesteld waarop kan worden teruggevallen in de situatie dat het contact tussen de ouders over de kinderen minder goed verloopt dan thans het geval is. Partijen verschillen evenwel van mening hoe deze ‘minimumregeling’ er uit zou moeten zien. De moeder pleit voor een regeling waarbij contact plaatsvindt op de woensdag en de zaterdag bij haar thuis, welke regeling ook in de vakanties zou moeten doorlopen (tenzij de moeder met de kinderen op vakantie is) terwijl de vader een veel ruimere regeling vastgelegd wenst te hebben, te weten iedere woensdag en ieder weekend van vrijdag tot en zondag, en daarnaast een vakantieregeling.
Het hof is met de raad van oordeel dat de regeling waarop kan worden teruggevallen niet ruimer dient te zijn dan de regeling zoals die thans in de praktijk loopt. Het hof sluit zich aan bij het advies van de raad om de ‘minimumregeling’ te beperken tot de woensdag en de zaterdag.
3.13.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, behoudens voor zover het de plaats van het contact betreft. Het hof zal aanvullend bepalen dat het contact tussen de vader en de kinderen plaatsvindt bij de moeder thuis en dat de regeling in de vakantie- en feestdagen doorloopt, tenzij de moeder met de kinderen op vakantie gaat.
Proceskosten
3.14.
Nu de vader volgens de moeder wederom onnodig een procedure jegens de moeder is begonnen en de moeder derhalve onnodig advocaatkosten heeft moeten maken en griffierechten heeft moeten voldoen, acht de moeder redenen aanwezig om de vader in de proceskosten te veroordelen, ondanks het feit dat het familiaire kwestie betreft en het gebruikelijk is om de proceskosten te compenseren.
3.15.
Het hof ziet in hetgeen de moeder heeft aangevoerd geen aanleiding af te wijken van de gebruikelijke regel dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 3 september 2015, doch uitsluitend voor zover het de plaats van het contact betreft;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat het contact tussen de vader en
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
plaatsvindt bij de moeder thuis;
bepaalt aanvullend dat de regeling waarbij er contact is tussen de vader en de kinderen op woensdag en zaterdag ook tijdens vakantie- en feestdagen doorloopt, tenzij de moeder met de kinderen op vakantie gaat;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, H. van Winkel en A.M.M. Hompus en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2016.