Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 26108 cv expl 13-10990)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep en de herstelexploten;
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
- de memorie van grieven, tevens wijziging van eis, houdende vier grieven en met producties.
3.De beoordeling
grief 2stelt [appellant] de hoogte van de schade ter discussie. De schade die [appellant] heeft geleden is waarde waarmee zijn vermogen is gedaald. Daarbij dient te worden aangesloten bij de waarde die de auto in het maatschappelijk verkeer had kunnen opbrengen, niet de aanschafwaarde. Tussen partijen is niet in geschil dat [geïntimeerde] de auto heeft verkocht voor € 4.250,-. [appellant] heeft geen gronden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat de waarde van de auto in het handelsverkeer hoger zou zijn, zodat hij ook niet kan worden toegelaten tot bewijslevering dienaangaande. Als [appellant] slaagt in zijn bewijs van de diefstal zal dit bedrag aan schadevergoeding in beginsel kunnen worden toegekend.
grieven 3 en 4hebben geen zelfstandige betekenis en behoeven derhalve geen bespreking.
4.De uitspraak
2 februari 2016voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van [appellant] , zijn advocaat en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;