ECLI:NL:GHSHE:2016:4034

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
200.176.198_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de vraag of een volmacht is verleend voor het sluiten van een overeenkomst met betrekking tot onderhouds- en reparatiewerk aan een auto

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [makelaarskantoor] Makelaars B.V. tegen Autobedrijf [autobedrijf] V.O.F. over de vraag of er een volmacht is verleend voor het sluiten van een overeenkomst met betrekking tot onderhouds- en reparatiewerk aan een auto. De zaak is ontstaan na een geschil over onbetaalde facturen voor verricht werk aan een Mercedes-Benz S320, die eigendom was van een medewerker van [makelaarskantoor] Makelaars. Het hof heeft de feiten vastgesteld en de procedure in eerste aanleg besproken, waarbij het hof verwijst naar het vonnis van de kantonrechter van 24 juni 2015. Het hof overweegt dat de afspraken tussen de directrice van [makelaarskantoor] Makelaars en [autobedrijf] van belang zijn voor de beoordeling van de volmacht. Het hof laat [makelaarskantoor] Makelaars toe tot bewijs van de gestelde afspraak dat de facturen op naam van [makelaarskantoor] Makelaars mogen worden gesteld en door hen zullen worden betaald. De zaak is verwezen naar de rol voor het opgeven van getuigen en verhinderdata. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.176.198/01
arrest van 6 september 2016
in de zaak van
[makelaarskantoor] Makelaars B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [makelaarskantoor] Makelaars,
advocaat: mr. D.L.A. van Voskuilen te Rotterdam,
tegen
Autobedrijf [autobedrijf] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [autobedrijf] ,
advocaat: mr. W.J. Jurgens te Bergen op Zoom,
op het bij dagvaardingsexploot van 16 juli 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant zittingsplaats Bergen op Zoom van 24 juni 2015, gewezen tussen [autobedrijf] als eiseres en [makelaarskantoor] Makelaars als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 4028000 CV EXPL 15-1790)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld bestreden vonnis en het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 29 april 2015.

2.Het verloop van het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het voornoemde dagvaardingsexploot;
  • de memorie van grieven van [makelaarskantoor] Makelaars met grieven en producties;
  • de memorie van antwoord van [autobedrijf] met producties.
2.2
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de bovenvermelde stukken en die van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, staan in dit hoger beroep de navolgende feiten vast.
Aan [medewerker van makelaarskantoor] (hierna te noemen: [medewerker van makelaarskantoor] ) behoorde in eigendom toe de personenauto Mercedes-Benz type S320 met kenteken [kenteken] (hierna te noemen: de auto).
Op grond van een tussen hen gesloten overeenkomst is [medewerker van makelaarskantoor] in 2010 tegen enige vorm van betaling werk voor [makelaarskantoor] Makelaars gaan verrichten.
In de periode van (eind) 2010 tot en met (begin) 2012 heeft [autobedrijf] onderhouds- en/of reparatiewerk aan de door [medewerker van makelaarskantoor] gebrachte auto verricht.
Bij facturen van 7 januari 2011, 17 februari 2011, 5 juli 2011 en 14 januari 2012 bracht [autobedrijf] respectievelijk € 477,80, € 1.526,45, € 4.076,21 en € 539,39 in rekening voor aan de auto verricht onderhouds- en/of reparatiewerk. Die facturen zijn betaald.
In januari 2014 heeft [autobedrijf] (ook) onderhouds- en/of reparatiewerk verricht aan de door [medewerker van makelaarskantoor] gebrachte auto. [makelaarskantoor] Makelaars heeft de haar daarvoor door [autobedrijf] gezonden factuur van 17 januari 2014 waarbij haar € 3.482,15 in rekening werd gebracht, niet voldaan.
Sinds eind januari 2014 verricht [medewerker van makelaarskantoor] geen werk meer voor [makelaarskantoor] Makelaars.
3.2.1
In zoverre onder toewijzing van de inleidende vordering van [autobedrijf] , is [makelaarskantoor] Makelaars bij het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden vonnis veroordeeld tot betaling van € 4.133,07 vermeerderd met wettelijke rente en tot betaling van de proceskosten van de eerste aanleg.
3.2.2
Onder het voordragen van vijf grieven concludeert [makelaarskantoor] Makelaars in dit geding dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en [autobedrijf] in haar inleidende vordering alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren althans die inleidende vordering alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [autobedrijf] in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep.
3.2.3
[autobedrijf] concludeert dat het hof, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal bekrachtigen en [makelaarskantoor] Makelaars zal veroordelen in de proceskosten van de beide instanties.
3.3
[autobedrijf] legt aan haar vordering ten grondslag dat [makelaarskantoor] Makelaars toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar uit de met betrekking tot de auto gesloten reparatie- en onderhoudsovereenkomst voortvloeiende betaalplicht voor de onbetaald gelaten factuur van 17 januari 2014. Het hof overweegt dat niet in geschil is dat [medewerker van makelaarskantoor] de auto bij [autobedrijf] bracht en feitelijk opdracht gaf voor zowel het bij de facturen van 7 januari 2011, 17 februari 2011, 5 juli 2011 en 14 januari 2012 (hierna te noemen: de facturen 2011/2012) als het bij de factuur van 17 januari 2014 door [autobedrijf] in rekening gebrachte onderhouds- en reparatiewerk. Partijen debatteren echter over de kwestie of [medewerker van makelaarskantoor] daarbij alleen voor zichzelf dan wel krachtens verleende of gerechtvaardigd veronderstelde volmacht namens [makelaarskantoor] Makelaars handelde. Met de zich voor gezamenlijke bespreking lenende grieven I, II en III komt [makelaarskantoor] Makelaars op tegen de kantonrechtersoordelen die inhouden:
  • dat [makelaarskantoor] Makelaars aan [medewerker van makelaarskantoor] volmacht had verleend om in haar naam opdracht te geven voor het bij de facturen 2011/2012 uiteindelijk door [autobedrijf] in rekening gebrachte werk, en
  • dat [autobedrijf] er door die eerdere volmachtverlening en zonder dat haar daarin wijzigingen kenbaar waren gemaakt, gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [medewerker van makelaarskantoor] ten tijde van de opdracht voor het bij de factuur van 17 januari 2014 in rekening gebrachte werk nog steeds een toereikende volmacht had om in naam van [makelaarskantoor] Makelaars die opdracht te geven.
[autobedrijf] grondt haar met die kantonrechtersoordelen gehonoreerde standpunt op de stellingname dat mevrouw [directrice van makelaarskantoor] , directrice van [makelaarskantoor] Makelaars, eind 2010/begin 2011 met [autobedrijf] heeft afgesproken dat de facturen voor de door [medewerker van makelaarskantoor] ter onderhoud en reparatie aan te bieden auto op naam van [makelaarskantoor] Makelaars mogen worden gesteld en door [makelaarskantoor] Makelaars zullen worden betaald. Dat directrice [directrice van makelaarskantoor] bevoegdheid was een dergelijke afspraak namens [makelaarskantoor] Makelaars te maken en haar daarmee dan bindt, is als zodanig niet weersproken. Nu [autobedrijf] zich beroept op de rechtsgevolgen van die door [makelaarskantoor] Makelaars betwiste afspraak, rust op [autobedrijf] de bewijslast van dat gestelde feit.
3.4
Als [autobedrijf] geen bewijs van die afspraak zal (kunnen) leveren, zal het hof de daarop gebaseerde inleidende vordering van [autobedrijf] (alsnog) afwijzen.
3.5.1
Als [autobedrijf] bewijs van de gestelde afspraak zal (kunnen) leveren, volgt enkel uit die dan bewezen afspraak echter nog niet dat [makelaarskantoor] Makelaars daarmee ook aan [medewerker van makelaarskantoor] volmacht had verleend om dergelijke opdrachten voor aan de auto te verrichten onderhouds- en reparatiewerk namens [makelaarskantoor] Makelaars aan [autobedrijf] te mogen geven of dat [autobedrijf] redelijkerwijze mocht aannemen dat [makelaarskantoor] Makelaars daartoe een toereikende volmacht aan [medewerker van makelaarskantoor] had verleend. De enkele afspraak dat de facturen voor aan de auto verricht onderhouds- of reparatiewerk op naam van [makelaarskantoor] Makelaars mogen worden gesteld en door [makelaarskantoor] Makelaars zullen worden betaald, is onvoldoende voor het aannemen van een uitdrukkelijk of stilzwijgend door [makelaarskantoor] Makelaars aan [medewerker van makelaarskantoor] verleende volmacht om in haar naam met [autobedrijf] ook de bewuste onderhouds- en reparatieovereenkomsten te (mogen) sluiten. Dat [makelaarskantoor] Makelaars er mee instemde dat [autobedrijf] voor aan de auto verricht werk aan haar zal factureren en dat [makelaarskantoor] Makelaars de facturen 2011/2012 ook heeft betaald, maakt [makelaarskantoor] Makelaars ook nog geen partij bij enige door [autobedrijf] met betrekking tot de auto gesloten overeenkomst. Daartoe vereiste (voor risico van [makelaarskantoor] Makelaars komende) bijkomende feiten en omstandigheden zijn niet althans onvoldoende duidelijk gesteld of gebleken.
3.5.2
Als [autobedrijf] bewijs van de afspraak zal (kunnen) leveren, dient voor de verdere beoordeling wel tot uitgangspunt dat [makelaarskantoor] Makelaars zich daarmee tegenover [autobedrijf] heeft verplicht tot betaling van de op haar naam te stellen facturen voor verricht onderhouds- en reparatiewerk aan de door [medewerker van makelaarskantoor] gebrachte auto. Uit de door [makelaarskantoor] Makelaars ingeroepen omstandigheid dat [medewerker van makelaarskantoor] na de facturen 2011/2012 zo’n twee jaren lang zelf aan [autobedrijf] dergelijke facturen heeft betaald, hoefde [autobedrijf] dan nog niet af te leiden dat [makelaarskantoor] Makelaars die afspraak niet meer zou (willen) nakomen. Nu overigens niet is gesteld of gebleken van aan [autobedrijf] kenbare feiten en omstandigheden waaruit haar voordien kenbaar was of had kunnen zijn dat [makelaarskantoor] Makelaars die afspraak niet langer meer gestand zou (willen) doen, is [makelaarskantoor] Makelaars op grond van de dan bewezen afspraak ook verplicht tot betaling van het bij de factuur van 17 januari 2014 door [autobedrijf] in rekening gebrachte werk. Bij gebreke van een geconcretiseerde of gebleken rechtsgrond daarvoor, faalt dan het door [makelaarskantoor] Makelaars gevoerde verweer dat [autobedrijf] vooraf bij haar, [makelaarskantoor] Makelaars, goedkeuring op een kostenbegroting had moeten vragen voor het bij de factuur van 17 januari 2014 verrichte werk. Omdat het bij die afspraak op de weg van [makelaarskantoor] Makelaars had gelegen om aan [autobedrijf] kenbaar te maken dat zij de afspraak niet langer gestand zou doen, mag zij [autobedrijf] dan niet tegenwerpen dat [autobedrijf] vooraf had moeten onderzoeken of [makelaarskantoor] Makelaars de afspraak nog steeds zou (willen) nakomen.
3.6
Het hof zal [makelaarskantoor] Makelaars nu eerst toelaten tot bewijs van de door haar gestelde afspraak. Onder aanhouding van iedere verdere beslissing, beslist het hof als volgt.

4.De uitspraak

Het hof:
laat [makelaarskantoor] Makelaars toe te bewijzen dat mevrouw [directrice van makelaarskantoor] , directrice van [makelaarskantoor] Makelaars, eind 2010/begin 2011 met [autobedrijf] heeft afgesproken dat de facturen voor de door [medewerker van makelaarskantoor] ter onderhoud en reparatie aan te bieden auto op naam van [makelaarskantoor] Makelaars mogen worden gesteld en door [makelaarskantoor] Makelaars zullen worden betaald;
bepaalt, voor het geval [makelaarskantoor] Makelaars bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. J.W. van Rijkom als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 20 september 2016 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [makelaarskantoor] Makelaars tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, J.W. van Rijkom en Th.C.M. Hendriks-Jansen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 september 2016.
griffier rolraadsheer