ECLI:NL:GHSHE:2016:406

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
200.181.800_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over een auto tussen stiefvader en stiefzoon

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een geschil over de eigendom van een auto tussen een stiefvader en zijn stiefzoon. De zaak is ontstaan na een kort geding dat op 4 november 2015 door de kantonrechter van de rechtbank Limburg is gewezen. De kantonrechter heeft de stiefvader, aangeduid als [appellant], veroordeeld tot afgifte van de auto, een BMW, aan de stiefzoon, aangeduid als [geïntimeerde]. De stiefvader heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis ingediend.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de auto inmiddels door de deurwaarder is opgeëist en aan de stiefzoon is teruggegeven, waardoor de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging geen belang meer heeft. Het hof heeft de vordering van de stiefvader afgewezen en de kosten van het incident aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol voor arrest op 22 maart 2016.

De uitspraak van het hof is gedaan op 9 februari 2016 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer. De rechters hebben in hun beslissing de proceskosten aanhouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak, waarbij de verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.181.800/01
arrest van 9 februari 2016
gewezen in het incident ex artikel 351 Rv
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. E.G.W. Hendriks te Kerkrade,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. M.E.V. Boersma te Maastricht Airport,
op het bij exploot van dagvaarding van 30 november 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis in kort geding van 4 november 2015, van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen appellant – [appellant] – als gedaagde en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als eiser.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 4464079 \ CV EXPL 15-9330)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties tevens houdende incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex artikel 351 Rv;
  • de akte indienen nadere productie van [appellant] ;
  • de conclusie van antwoord in het incident van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld tot afgifte aan [geïntimeerde] van de personenauto van het merk BMW met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) alsmede tot afgifte van de twee bij het voertuig behorende sleutels, binnen zeven dagen na dagtekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld in de kosten van de procedure en het meer of anders gevorderde afgewezen. Het bestreden vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.2.
Het vonnis is op 10 november 2015 aan [appellant] betekend.
3.3.
[appellant] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen en heeft een incident ex artikel 351 Rv ingesteld.
3.4.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering en tot veroordeling van [appellant] in de kosten van het incident.
3.5.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.1.
Indien het vonnis reeds ten uitvoer is gelegd, kan van schorsing van de tenuitvoerlegging geen sprake zijn en heeft [appellant] geen belang meer bij zijn vordering in dit incident.
3.5.2.
Aan het slot van zijn beroepschrift heeft [appellant] gesteld dat ‘naar verluid’ de auto op 27 november 2015 door de deurwaarder bij zijn moeder althans bij hem is opgehaald, teneinde deze aan [geïntimeerde] af te geven.
3.5.3.
Bij antwoord in het incident wordt door [geïntimeerde] bevestigd dat de door [geïntimeerde] ingeschakelde deurwaarder de auto heeft opgeëist en dat de auto en één van de twee sleutels weer terug zijn bij [geïntimeerde] . Daarmee is het vonnis ten uitvoer gelegd, waardoor [appellant] geen belang meer heeft bij de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging. [appellant] heeft nog aangevoerd dat hij nog belang heeft bij de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging omdat aansprakelijkheid van [geïntimeerde] volgt indien hij, [geïntimeerde] , zou volharden in de tenuitvoerlegging. Het hof acht dit geen zelfstandig belang bij de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging. Ook zonder toewijzing van die vordering is [geïntimeerde] aansprakelijk voor schade als gevolg van een (later) onrechtmatig gebleken tenuitvoerlegging.
3.5.4.
Dit alles leidt ertoe dat de vordering wordt afgewezen. Het hof zal de kosten van het incident aanhouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.6.
De zaak is inmiddels naar de rol verwezen voor arrest. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering van [appellant] af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verstaat dat de zaak is verwezen naar de rol van 22 maart 2016 voor arrest;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, M.G.W.M. Stienissen en C.N.M. Antens en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 februari 2016.
griffier rolraadsheer