In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige. De moeder, die niet met het ouderlijk gezag was belast, verzocht om vernietiging van een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 oktober 2015, waarin een machtiging voor gesloten jeugdhulp was verleend. De moeder wilde geleidelijk de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de minderjarige op zich nemen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 19 januari 2016, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.M.R. Vlaar. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg en brieven van de betrokken jeugdzorginstellingen.
Het hof oordeelde dat de moeder niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij op het moment van indiening van het hoger beroep niet met het ouderlijk gezag was belast. Dit betekende dat zij geen recht had om in hoger beroep te komen tegen de beschikking van de rechtbank. De moeder trok haar hoger beroep in, en het hof verklaarde haar niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze uitspraak benadrukt de juridische positie van ouders die niet met het ouderlijk gezag zijn belast en de beperkingen die dit met zich meebrengt in procedures omtrent jeugdzorg en uithuisplaatsing.