ECLI:NL:GHSHE:2016:4165

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
19 september 2016
Zaaknummer
20-000014-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van kindermishandeling wegens onvoldoende bewijs van toediening van lactulose

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte integraal was vrijgesproken van kindermishandeling. De zaak betreft de toediening van het laxeermiddel lactulose aan het zoontje van de verdachte, waarbij het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de rechtbank, maar het hof heeft de eerdere beslissing bevestigd.

Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en haar raadsvrouwe. De advocaat-generaal heeft gepleit voor bevestiging van de vrijspraak, en de raadsvrouwe heeft deze vordering ondersteund. Het hof heeft vastgesteld dat het bewijs tekortschiet om te concluderen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Er zijn aanwijzingen dat lactulose in de urine van het kind is aangetroffen, maar deze zijn onvoldoende om wettig bewijs te leveren voor de beschuldigingen.

Het hof heeft geconcludeerd dat het onderzoek zich te veel heeft gericht op de verdachte, zonder rekening te houden met andere mogelijke scenario's. Aangezien niet kan worden vastgesteld hoe en wanneer de lactulose in het lichaam van het kind is gekomen, is er geen grond om de verdachte verantwoordelijk te houden. Het hof bevestigt daarom de vrijspraak en legt een andere motivering ten grondslag aan deze beslissing.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-000014-15
Uitspraak : 7 september 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 24 december 2014 in de strafzaak met parketnummer
01-839217-13 tegen de verdachte:

[naam van de verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [een datum in het jaar] 1976,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte integraal vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde vormen van kindermishandeling; bijgevolg is de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouwe naar voren is gebracht. Voorts heeft het hof kennisgenomen van hetgeen de vader van de benadeelde partij (tevens ex-echtgenoot van de verdachte) in het kader van de ingestelde vordering tot schadevergoeding naar voren heeft gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wederom integraal zal worden vrijgesproken, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding. Het vonnis waarvan beroep moet naar zijn oordeel worden bevestigd.
De raadsvrouwe heeft zich bij pleidooi, gemotiveerd, achter de vordering van de advocaat-generaal geschaard.
Vonnis waarvan beroep
Het hof deelt de opvatting van de advocaat-generaal en de raadsvrouwe dat de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen moeten worden bevestigd. Het hof zal daartoe dan ook overgaan; wel zal het hof aan de vrijspraak een andere motivering ten grondslag leggen.
Motivering integrale vrijspraak
Het hof is met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair dan wel subsidiair ten laste gelegde vorm van kindermishandeling.
Daartoe wordt het volgende overwogen.
Vaststaat dat in de urine van [A] , het zoontje van de verdachte, het laxeermiddel lactulose is aangetroffen. Lactulose is een stof die niet door het lichaam wordt aangemaakt. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte de lactulose aan haar zoontje heeft toegediend, zijn die aanwijzingen volstrekt onvoldoende om te komen tot het wettige bewijs van het primair of subsidiair ten laste gelegde feit. Daarbij is het het hof opgevallen dat het onderzoek in deze zaak van begin af aan uitsluitend gericht is geweest op verdachte. Die gerichtheid heeft ertoe geleid dat men onvoldoende bedacht is geweest op andere, mogelijk zelfs helemaal niet strafbare, scenario’s. Aangezien op basis van het onderhavige strafdossier bovendien niet kan worden vastgesteld hoe en wanneer, laat staan door wie en met welk opzet, de lactulose in het lichaam van [A] terecht is gekomen, is er geen enkele grond verdachte daarvoor verantwoordelijk te houden en moet zij derhalve worden vrijgesproken van al hetgeen haar is ten laste gelegd.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. P.M. Frielink en mr. N. van der Laan, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh, griffier,
en op 7 september 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. N. van der Laan is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.