Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1 / 200.124.843_01] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2 / 200.124.843_01] ,wonende te [woonplaats] ,
- de dagvaarding in hoger beroep van Gispro;
- de memorie van grieven van Gispro;
- de memorie van antwoord, tevens houdende incidenteel appel met producties van [geïntimeerden / 200.124.843_01] ;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van Gispro;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd en [geïntimeerden / 200.124.843_01] hun eis hebben verminderd.
1.[appellant / 200.145.209_01] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante / 200.145.209_01] ,wonende te [woonplaats] ,
1.De feiten in beide zaken
Bouwkavels
zal aan verkoper[ [appellanten / geïntimeerden] , hof]
(..) om niet, in eigendom overdragen twee bouwkavels van minimaal 500 (zegge: vijf honderd) vierkante meters. Genoemde kavels worden door koper geleverd vrij op naam voor verkoper. Verkoper ontvangt genoemde kavels dus zonder enige kosten.
Deze uitgifteronde heeft betrekking op 17 vrije sectorkavels (..)”. Op de bijbehorende plankaart zijn de kavels 1 tot en met 17 gearceerd. De kavels 18-21 zijn eveneens aangegeven op die kaart, maar niet gearceerd.
2.De procedure
in conventieprimair levering van de kavels 20 en 21 (met bijbetaling hunnerzijds van het meerdere boven 2x 500 m2 van € 158,82 per m2) en met schadevergoeding voor het gemis van kavel 17. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen op 27 januari 2012 hebben [appellanten / geïntimeerden] hun primaire vordering tot alsnog levering van kavels 20 en 21 ingetrokken. Na deze eiswijziging vorderden [appellanten / geïntimeerden] in conventie veroordeling van Gispro tot betaling van
in reconventiede tussen partijen in april 2002 gesloten koopovereenkomst gewijzigd voor wat betreft het gedeelte betreffende de aanvullende prijscomponent, geregeld en neergelegd in Artikel 1 van de “Onderhandse akte” d.d. 17 april 2002, aldus dat dat gedeelte met ingang van 20 oktober 2010 komt te luiden:
[appellanten / geïntimeerden] heeft recht op een aanvullende betaling te becijferen volgens de formule:
willenleveren van kavel 17). Gispro zou op haar beurt moeten bewijzen dat er aan haar zijde overmacht opleverende omstandigheden bestonden, die meebrachten dat zij niet gehouden was om kavel 17 aan [appellanten / geïntimeerden] te leveren (het niet
kunnenleveren van kavel 17).
3.De beoordeling in zaak 200.124.843/01
gebonden zijn en blijven aan de vorm waarin zij die intenties[bij de overeenkomst en wat zij daarmee beoogden]
in de uiteindelijke overeenkomst hebben gegoten” (rov 4.1. tussenvonnis).
tenminste 500 m2” slechts daarop zag en er juist op duidt dat er geen maximum is overeengekomen;
meer of minder meters worden verrekend”. Gispro had inzichtelijk gemaakt aan [geïntimeerden / 200.124.843_01] hoe het financiële plaatje voor haar in elkaar zat en dat de waarde van haar prestatie (uiterlijk te verrichten in 2003) vergelijkbaar zou moeten zijn met f 965.000,00. Van belang is hierbij dat een vierkante meter bouwgrond aldaar destijds voor f 400,00 per m2 kon worden verkregen. In dit verband wijst Gispro op de overeenkomst die zij rond dezelfde tijd gesloten heeft met de zus van [geïntimeerden / 200.124.843_01] , waarin dezelfde aanduiding stond en waarbij de partijen vergelijkbare verwachtingen hadden. Die overeenkomst is uiteindelijk afgehandeld op basis van (de prijs van) twee kavels van 500 m2.
De koop was op deze wijze zo geregeld om [bouwbedrijf][Gispro, hof]
liquiditeit te laten behouden door een[onderstreping hof]
deel van de koopsomte regelen middels het te zijner tijd[onderstreping hof]
om nietoverdragen van twee bouwkavels.”
4.De beoordeling in zaak 200.145.209/01
op dezelfde gronden als in het tussenvonnis overwogen met betrekking tot kavel 20”.
Zou verzuim wèl en overmacht niet kunnen worden vastgesteld, dan heeft [appellanten / 200.145.209_01] aanspraak op schadevergoeding naar de toestand waarop het verzuim intrad, voorshands te stellen op 1 september 2007. De wijze van schadeberekening wordt mutatis mutandis niet anders dan hiervoor in 4.5.2 werd verwoord en zij wordt rentedragend met ingang van die datum.
5.De uitspraak
J.C.J. van Craaikamp en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 oktober 2016.