In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de vervangende toestemming voor verhuizing en schoolinschrijving van de kinderen van de partijen. De moeder, appellante in principaal appel, heeft verzocht om vervangende toestemming om haar kinderen, [kind 1] en [kind 2], na de zomervakantie aan te melden op een basisschool in [woonplaats 1]. De vader, verweerder in principaal appel, heeft hiertegen bezwaar gemaakt en incidenteel appel ingesteld. De rechtbank Limburg had eerder de moeder toestemming verleend om te verhuizen, maar haar verzoek om de kinderen in te schrijven op een basisschool in [woonplaats 1] afgewezen. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld, waarbij de belangen van de kinderen centraal stonden. Tijdens de mondelinge behandelingen zijn beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. Het hof heeft geconcludeerd dat de kinderen zich goed ontwikkelen in hun huidige situatie en dat een verhuizing naar [woonplaats 1] niet in hun belang zou zijn. De bestaande zorgregeling, waarbij de kinderen voornamelijk bij de moeder verblijven, blijft gehandhaafd. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vader tot wijziging van de zorgregeling en hoofdverblijf afgewezen. De beslissing is op 27 oktober 2016 openbaar uitgesproken.