In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Oost-Brabant had eerder op 1 september 2016 de schuldsaneringsregeling van de appellante beëindigd op verzoek van de bewindvoerder, omdat de appellante niet voldeed aan haar informatieverplichting en haar inspanningsverplichting niet nakwam. De bewindvoerder had aangegeven dat de appellante geen nadere stukken had aangeleverd en dat zij niet actief informeerde over haar situatie, wat de bewindvoerder belemmerde in haar taak. De appellante had in hoger beroep aangevoerd dat zij problemen had met haar gezondheid, waardoor zij niet in staat was om aan haar verplichtingen te voldoen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 2 november 2016 was de appellante niet verschenen, en haar advocaat had aangegeven dat het moeilijk was om contact met haar te krijgen. Het hof oordeelde dat de appellante zich niet voldoende had gehouden aan haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, en dat haar gedrag een ernstig verwijtbaar karakter had. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en beëindigde de schuldsaneringsregeling tussentijds.