Uitspraak
1.[appellant 1] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
Gelet hierop behoeft grief 1 derhalve in zoverre geen bespreking, nu deze grief als ingetrokken kan worden beschouwd.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de toelating van appellanten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Appellanten, [appellant 1] en [appellante 2], hebben in eerste aanleg een verzoek ingediend dat door de rechtbank is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat appellanten te goeder trouw waren ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan hun verzoek. Appellanten beschikten over een gezamenlijk inkomen van circa € 3.700,-- netto per maand, maar hebben in de periode van hun minnelijk traject niet voldoende gespaard voor hun schuldeisers. In hoger beroep hebben appellanten hun situatie toegelicht en aangegeven dat zij niet voldoende gelegenheid hebben gehad om hun standpunt in eerste aanleg te verduidelijken. Het hof heeft de zaak behandeld en de argumenten van appellanten overwogen, maar concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat zij zich de belangen van hun schuldeisers hebben aangetrokken. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en geeft appellanten de mogelijkheid om na een substantiële periode van blijk geven van goede intenties een nieuw verzoek in te dienen voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. Het hof adviseert appellanten om een beschermingsbewindvoerder te benoemen om hen te ondersteunen in hun financiële situatie.