ECLI:NL:GHSHE:2016:5091

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 november 2016
Publicatiedatum
14 november 2016
Zaaknummer
200.199.099/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakoming van verplichtingen en ontstaan van nieuwe schulden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder op 2 september 2016 besloten de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat de appellante niet aan haar verplichtingen voldeed. De appellante, die in de schuldsanering was gekomen na financiële problemen, had meerdere kernverplichtingen niet nagekomen, waaronder de informatie-, sollicitatie- en afdrachtverplichting. Bovendien had zij nieuwe schulden laten ontstaan door een lening aan te gaan voor een reis naar Amerika.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 2 november 2016, werd de appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, maar zij zelf was niet aanwezig. De advocaat voerde aan dat de appellante een positieve ontwikkeling had doorgemaakt en dat zij nu de juiste hulp had gevonden. De bewindvoerder daarentegen stelde dat de appellante gedurende de schuldsaneringsregeling niet had voldaan aan haar verplichtingen en dat er geen vertrouwen was dat zij dit in de toekomst zou doen.

Het hof oordeelde dat de appellante, ondanks de geboden kansen, niet had aangetoond dat zij haar verplichtingen nakwam. De persoonlijke omstandigheden van de appellante, waaronder haar depressie en de impact van haar scheiding, werden niet als voldoende argumenten gezien om de schuldsaneringsregeling voort te zetten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling werd gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak : 10 november 2016
Zaaknummer : 200.199.099/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/02/15/20 R
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. A. Smeekes te Tilburg.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 2 september 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 september 2016, heeft [appellante] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de bewindvoerder tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering niet-ontvankelijk te verklaren, althans af te wijzen zo nodig onder door het hof vast te stellen voorwaarden zoals een verlengingsduur van de schuldsaneringsregeling.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. Smeekes,
  • mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder,
  • mevrouw [informante] in haar hoedanigheid van informante, hierna te noemen: de
maatschappelijk werkster.
[appellante] is, met bericht van verhindering, niet ter zitting in hoger beroep verschenen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de (eerste) mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 10 november 2015 ;
  • het indieningsformulier met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 21 september 2016 en 27 oktober 2016;
  • het emailbericht van de advocaat van [appellante] d.d. 31 oktober 2016;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 21 oktober 2016.
Van de nadere mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 19 augustus 2016 zou, naar aan de advocaat van [appellante] door de rechtbank is meegedeeld, geen proces-verbaal zijn opgemaakt.

3.De beoordeling

3.1.
Bij vonnis van 7 januari 2015 is ten aanzien van [appellante] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.2.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Faillissementswet (Fw) de toepassing van de schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder oorspronkelijk gedateerd 3 augustus 2015 en naar het hof aanneemt -op basis van de datering onder aan het verzoek- kennelijk herhaald op 19 september 2016 tussentijds beëindigd, nu [appellante] een of meer van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt of door zijn doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmert dan wel frustreert. Bij het ontbreken van enige baten voor uitdeling eindigt de schuldsaneringsregeling door het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis, aldus de rechtbank.
3.3.
De rechtbank heeft dit, zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd:
“Als onweersproken staat vast dat schuldenares toerekenbaar is tekort geschoten in de
uit hoofde van de schuldsaneringsregeling op haar rustende informatie-, sollicitatie-, en
afdrachtverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan gedurende
de schuldsaneringsregeling. Schuldenares heeft immers nagelaten (tijdig) alle relevante
financiële informatie aan de bewindvoerder te verstrekken en schuldenares heeft de
bewindvoerder nimmer voorzien van informatie omtrent haar privéomstandigheid die - naar
eigen zeggen - weerslag heeft op de naleving van haar verplichtingen uit hoofde van de
schuldsaneringsregeling, wat maakt dat deze informatie van essentieel belang is voor de
voortgang van haar schuldsaneringsregeling. Voorts heeft schuldenares een periode van
zeventien maanden geen sollicitatiebewijzen, dan wel een bewijs dat zij een fulltime functie
bekleedt aan de bewindvoerder doen toekomen. Tevens heeft schuldenares, door niet
structureel het volledige bedrag boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedel, een
aan zienlijke boedelachterstand laten ontstaan ten bedrage van circa € 6.600,--. Daarnaast
heeft schuldenares een nieuwe schuld laten ontstaan door een lening aan te gaan bij het ex-partner om samen met haar gezin naar Amerika afte reizen. (…)
De rechtbank overweegt dat schuldenares door de rechtbank reeds op 10 november
2015 een kans is geboden om haar schuldsaneringsregeling een positieve wending te geven.
Niettemin beeft schuldenares geen verbetering laten zien door de gebreken in de naleving
van de op haar rustende verplichtingen tijdig te herstellen en door alsnog stipt aan haar
verplichtingen te voldoen. Schuldenares heeft nota bene vanaf aanvang van de
schuldsaneringsregeling, te weten 7 januari 2015 tot op heden, slechts enkele weken, enkele
verplichtingen nageleefd. Tot slot overweegt de rechtbank dat schuldenares uitdrukkelijk op
de betreffende gebreken en de mogelijke gevolgen hiervan is gewezen ten tijde van de zitting
van 10 november 2015, de kantoorgesprekken van 29 januari 2016 en 4 augustus 2016 en
middels de voortgangsverslagen van 21 januari 2016 en 15 juli 2016. Naar het oordeel van
de rechtbank maken de door schuldenares aangevoerde persoonlijke omstandigheden dit niet
anders. Van schuldenares had verwacht mogen worden dat zij na de zitting van 10 november
2015 zich tot het uiterste in te spannen om aan alle verplichtingen van de
schuldsaneringsregeling te voldoen, hetgeen zij niet heeft gedaan. Hieruit en uit haar keuze
om ondanks haar financiële problemen een lening aan te gaan om naar Amerika afte reizen
en dit niet te melden bij de bewindvoerder en rechter-commissaris kan worden
geconcludeerd dat schuldenares desinteresse heeft jegens haar schuldeisers en zodoende niet
saneringsgezind is. Derhalve acht de rechtbank voorzetting van de schuldsaneringsregeling
niet langer gerechtvaardigd.”
3.4.
[appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. [appellante] heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. [appellante] heeft voordat de schulden ontstonden, naar aanleiding waarvan zij in de schuldsanering terecht is gekomen, nooit financiële problemen gehad. Zij had haar leven op orde. Zij is afkomstig uit de Verenigde Staten van Amerika en is de Nederlandse taal niet machtig. Haar huwelijk is stuk gelopen en zij is in een vechtscheiding terecht gekomen met haar (ex)partner. Dit heeft een grote impact gehad op haar en de overige gezinsleden.
[appellante] is vervolgens in een depressie terechtgekomen. Zij raakte fysiek en geestelijk geïsoleerd. Verder raakte haar gezin verscheurd en is het gezin uiteen gevallen. Een aantal kinderen woont in Amerika. Andere kinderen wonen bij haar in Nederland. Dit is voor [appellante] (emotioneel) moeilijk. Voorts had de vechtscheiding negatieve invloed op de kinderen. Haar zoon raakte ontspoord, althans ging wangedrag vertonen. [appellante] is door de omstandigheden - die deels een optelsom vormen - geestelijk in de knel en overbelast geraakt. Zij is desondanks wel werkzaam en verwerft inkomsten, die zij aanwendt om aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Daarnaast heeft zij recent de juiste maatschappelijke hulp gevonden en met hulp van de huisarts haar depressieve periode kunnen afsluiten. [appellante] is in de kern van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van toerekenbare tekortkomingen en/of dat in de gegeven omstandigheden de schuldsanering moet worden beëindigd voor zover verplichtingen niet zijn nagekomen. Het beeld dat in eerste aanleg is geschetst en wordt weergeven in het vonnis is onvolledig, eenzijdig en te zwaar aangezet. Daarin wordt geen, dan wel onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden en wordt geen dan wel onvoldoende rekening gehouden met de huidige situatie. De aanzienlijke verbetering die zij heeft gemaakt is ten onrechte niet vastgesteld en/of niet juist meegewogen in eerste aanleg. [appellante] is van mening dat gelet op alle feiten en omstandigheden in het gegeven geval de schuldsaneringsregeling ten onrechte tussentijds is beëindigd. Daarbij wijst zij op de mogelijkheid van verlenging van de wsnp.
3.5.
Hieraan is namens [appellante] ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. [appellante] is volgens de advocaat vanwege ziekte niet in staat is om ter zitting in hoger beroep te verschijnen. Hij weet niet wat [appellante] mankeert en er is geen doktersverklaring. Wel acht de advocaat van [appellante] zich voldoende geïnformeerd om namens [appellante] de vragen van het hof te beantwoorden en de belangen van [appellante] naar behoren te behartigen. De advocaat stelt dat [appellante] een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zo heeft zij met de inzet van de maatschappelijk werkster [informante] thans de juiste hulp, is zij doende met het bewerkstelligen van een beschermingsbewind, staat zij open voor hulp van de aan de praktijk van haar huisarts verbonden praktijkondersteuner en zijn de contacten met haar voormalige echtgenoot genormaliseerd. Daarbij gaat het op dit moment ook beter met de zoon van [appellante] , [zoon van appellante] . [appellante] verricht vrijwilligerswerk, zij solliciteert naar behoren en staat ook ingeschreven bij diverse uitzendbureaus. De advocaat is van mening dat [appellante] , gelet op deze positieve ontwikkelingen, in staat moet worden geacht om binnen de duur van een daartoe eventueel verlengde schuldsaneringsregeling de ontstane boedelachterstand volledig in te lopen..
3.6.
De bewindvoerder heeft in haar brief - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Ondanks de verruimde periode van zes maanden heeft [appellante] , behoudens de periode van november 2015 tot en met maart 2016, nagelaten aan te tonen dat zij heeft voldaan aan de sollicitatieplicht. Daarnaast is opnieuw niet voldaan aan de informatieverplichting door van belang zijnde feiten als de vakantie naar Amerika, het feit dat de alimentatie niet volledig wordt ontvangen en het zonder overleg wijzigen van de woonplaats van het oudste kind niet te melden. Het gedrag van [appellante] geeft volgens de bewindvoerder geen blijk van een saneringsgezinde houding. Ook zijn, zelfs na de laatste zitting, geen reële maatregelen genomen om het verzuim in de verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling te (kunnen) herstellen.
3.7.
Hieraan is door de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. De bewindvoerder benadrukt dat [appellante] gedurende het verloop van haar schuldsaneringsregeling in totaal 16 maanden niet aan de voor haar daaruit voortvloeiende sollicitatieplicht heeft voldaan. Bovendien heeft [appellante] nimmer aangetoond dat zij destijds bij [werkgever] daadwerkelijk 36 uur per week werkzaam was. De voor [appellante] uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatieverplichting is nimmer naar behoren nagekomen. Daarbij merkt de bewindvoerder op dat er, zelfs na de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, geen verbetering is geweest. Ontbrekende en bij herhaling opgevraagde informatiebescheiden zijn nog steeds niet door [appellante] overgelegd en er is nagenoeg geen contact meer met [appellante] geweest. Daardoor was de bewindvoerder, naast de vakantie naar Amerika, het feit dat de alimentatie niet volledig wordt ontvangen en het zonder overleg wijzigen van de woonplaats van het oudste kind, ook niet op de hoogte van het mogelijke alcoholgebruik van [appellante] en het feit dat zij in verband met haar depressieve klachten een behandeltraject was gestart. De bewindvoerder heeft er geen vertrouwen in dat [appellante] , indien haar schuldsaneringsregeling al dan niet met een verlenging zal worden gecontinueerd, alsnog alle verplichtingen naar behoren zal gaan nakomen. Niet alleen heeft [appellante] haar gedragingen nog steeds niet verbeterd, er is ook geen concreet en deugdelijk plan van aanpak overgelegd waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat [appellante] in staat moet worden geacht om de ontstane boedelachterstand binnen de termijn van een al dan niet daartoe verlengde schuldsaneringsregeling volledig in te lopen. De bewindvoerder heeft haar verzoek om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen dan ook gehandhaafd.
3.8.
Desgevraagd heeft de maatschappelijk werkster bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep aangegeven dat er naar haar idee geen sprake is van alcoholmisbruik zijdens [appellante] . Zij memoreert hierbij dat -op haar verzoek- de politie naar aanleiding van een dergelijke melding van de zoon van [appellante] een keer polshoogte is gaan nemen en daarbij [appellante] heeft aangetroffen terwijl zij toen niet onder invloed van alcohol was. Voorts geeft de maatschappelijk werkster aan dat zij niet wist dat zij nog kopieën van brieven en andere informatiebescheiden aan de bewindvoerder diende toe te zenden nadat de schuldsaneringsregeling tussentijds was beëindigd. Tot slot geeft de maatschappelijk werkster aan dat [appellante] wordt gekweld door heimwee naar haar geboorteland Amerika waar zij ook nog kinderen heeft wonen, temeer nu haar ex-echtgenoot haar altijd zou hebben voorgehouden dat zij ooit nog naar Amerika terug zouden keren, hetgeen nimmer is geschied. Daarbij beheerst [appellante] de Nederlandse taal niet erg goed omdat er binnenshuis door haar met haar ex-echtgenoot en haar kinderen altijd Engels werd gesproken. Ook regelde haar ex-echtgenoot alle financiële en administratieve aangelegenheden. Dit verklaart volgens de maatschappelijk werkster waarom [appellante] op dit moment ook nog steeds soms een wat passieve houding heeft.
3.9.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.9.1.
Het hof dient, gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 aanhef en sub c en d Fw, te beoordelen of er bij [appellante] , in het licht van de overige omstandigheden van het geval, sprake is van het niet naar behoren nakomen van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen of het door haar doen of nalaten anderszins belemmeren dan wel frustreren van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling alsmede het laten ontstaan van nieuwe, bovenmatige schulden.
3.9.2.
Vast staat dat [appellante] de voor haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatie-, informatie- en afdrachtverplichting ondanks herhaalde aansporingen en waarschuwingen van zowel de bewindvoerder als de rechter-commissaris niet naar behoren is nagekomen. Dat is niet anders geworden nadat de rechtbank haar op 10 november 2015 een kans heeft geboden om haar schuldsaneringsregeling alsnog een positieve wending te geven. [appellante] heeft sindsdien geen enkele verbetering laten zien en tot op de dag van vandaag is die situatie ongewijzigd. Daarmee is ook de bewindvoerder (structureel) belemmerd in de uitoefening van de op haar rustende taken (zie bijvoorbeeld artikel 316 lid 1 Fw).
3.9.3.
Daar komt bij dat [appellante] bij gelegenheid van de zitting van 10 november 2015, gedurende de kantoorgesprekken bij de bewindvoerder van 29 januari 2016 en 4 augustus 2016 en met de voortgangsverslagen van 21 januari 2016 en 15 juli 2016 nadrukkelijk en bij herhaling op voornoemde gebreken en de mogelijke gevolgen hiervan is gewezen. Het hof is van oordeel dat de door [appellante] aangevoerde persoonlijke omstandigheden dit niet anders maken. Dit geldt ook voor de door [appellante] gestelde verbeterde situatie qua hulpverlening, nu deze verbeteringen in het kader van de schuldsaneringsregeling tot geen enkele aantoonbare verbetering in de gedragingen van [appellante] hebben geleid. Van [appellante] had immers verwacht mogen worden dat zij met name na de zitting van 10 november 2015 zich tot het uiterste in zou gaan spannen om alsnog aan alle verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen, hetgeen zij echter niet heeft gedaan.
3.9.4.
Voorts heeft [appellante] , door het aangaan van een lening bij haar ex echtgenoot teneinde met haar gezin een reis naar Amerika af te kunnen reizen, een nieuwe schuld als bedoeld in artikel 350 lid 3 aanhef en sub d Fw laten ontstaan.
3.9.5.
[appellante] was bekend althans mag redelijkerwijs geacht worden bekend te zijn met de verplichtingen in het kader van de wettelijke schuldsanering. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de geconstateerde tekortkomingen acht het hof geen termen aanwezig om de schuldsaneringsregeling van [appellante] te verlengen. Daarbij wordt bovendien in aanmerking genomen dat een concreet financieel plan van aanpak ten aanzien van de nieuwe schulden en de boedelachterstand ontbreekt, althans in hoger beroep niet is overgelegd.
3.9.6.
Al hetgeen hiervoor is overwogen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, voert het hof dan ook tot de slotsom dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds dient te worden beëindigd.
3.10.
Het vonnis waarvan beroep zal, onder aanvulling van de gronden, worden bekrachtigd.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, C.N.M. Antens en A.J. Coster en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2016.