ECLI:NL:GHSHE:2016:5101

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
200.136.837_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling en afstand van aanspraak op behandeling van grief

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van [appellant] tegen de Coöperatieve Vereniging van Eigenaren: Midland Parc Country Club U.A. en een andere geïntimeerde. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin de proceskostenveroordeling in eerste aanleg en de behandeling van grief 12 aan de orde zijn. Het hof heeft vastgesteld dat het incidenteel appel van de Vereniging c.s. niet gericht is tegen [appellant], maar tegen andere appellanten. Hierdoor is alleen het hoger beroep van [appellant] aan de orde.

Het hof heeft in eerdere arresten overwogen dat [appellant] afstand heeft gedaan van zijn aanspraak op behandeling van grief 12, die betrekking heeft op de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het hof niet kan toekomen aan een inhoudelijke behandeling van de zaak, omdat [appellant] zijn grieven niet handhaaft. Het hof heeft daarom [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep en het meer of anders gevorderde afgewezen.

De uitspraak is gedaan op 15 november 2016 door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen, en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.136.837/01
arrest van 15 november 2016
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M. Ellens te Amsterdam,
tegen

1.de Coöperatieve Vereniging van Eigenaren: Midland Parc Country Club U.A.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[geintimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. S.J. van Susante te Arnhem,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 18 februari 2014 en 21 april 2015 in het hoger beroep van de door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch onder zaaknummer C/01/167739/HA ZA 07-2354 gewezen vonnis van 2 oktober 2013, verbeterd bij vonnis van 13 november 2013, alsmede van het door de rechtbank Utrecht gewezen vonnis van 20 juni 2007 en van de door de rechtbank ’s-Hertogenbosch gewezen vonnissen van 15 oktober 2008 en 6 juni 2012, tussen (onder andere) appellant – [appellant] – als gedaagde in conventie, eiser in reconventie en geïntimeerden – de Vereniging c.s. – als eiseressen in conventie, verweersters in reconventie.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 21 april 2015;
  • het voor de rol van 2 juni 2015 namens [appellant] door mr. Ellens ingediende H16-formulier;
  • de voor de rol van 30 juni 2015 ingediende antwoordakte na tussenarrest van de Vereniging c.s.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Het hof stelt vast dat het door de Vereniging c.s. ingestelde incidenteel appel niet gericht is tegen [appellant] , maar tegen de andere twee appellanten, Midland Parc Country Club Amersfoort B.V. en Recreatiepark Bokkeduinen B.V. De zaak tussen deze twee appellanten en de Vereniging c.s. is reeds bij genoemd tussenarrest van 21 april 2015 ambtshalve door het hof doorgehaald. Thans is alleen het door [appellant] ingestelde hoger beroep aan de orde.
9.2.
Bij genoemd tussenarrest van 21 april 2015 heeft het hof (onder meer) het volgende overwogen. [appellant] wil doorhaling van de zaak met proceskostenveroordeling, terwijl de Vereniging c.s. alleen instemt met een doorhaling onder compensatie van kosten. Zonder toestemming van [appellant] en van de Vereniging c.s. is het niet mogelijk aan een doorhaling een proceskostenveroordeling te verbinden.
Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating over de verdere voortgang van de procedure aan de zijde van [appellant] , waarna de Vereniging c.s. een antwoordakte heeft genomen.
9.3.
[appellant] heeft het hof bij het voor de rol van 2 juni 2015 ingediende H16-formulier, kort gezegd, bericht te willen dat het hof grief 12 van de memorie van grieven (paragrafen 14.8/14.9) ter zake de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep beoordeelt en hij verwijst daarbij naar de argumentatie in de akte van 4 november 2014.
9.4.
De Vereniging c.s. hebben in hun antwoordakte in de eerste plaats betoogd dat [appellant] bij akte van 4 november 2014 afstand heeft gedaan van zijn aanspraak op behandeling van grief 12.
9.5.
Het hof overweegt als volgt.
Aan de behandeling van grief 12 kan nu niet (meer) worden toegekomen. In de namens [appellant] voor de rol van 4 november 2014 ingediende akte staat namelijk op pagina 3 vermeld:
‘Enig belang in de procedure voor [appellant] is – gezien Grief 12 bij Memorie van Grieven – een mogelijke proceskostenveroordeling van de Vereniging c.s. in eerste aanleg en hoger beroep, nu de vorderingen van de Vereniging c.s. jegens [appellant] in eerste aanleg volledig zijn afgewezen. (…).
[appellant] heeft dan ook overwogen om het hoger beroep enkel die grief van zijn zijde voort te zetten , maar hij ziet daar om moverende redenen van af. (…).’
Hieruit kan niet anders worden geconcludeerd dan dat [appellant] al bij die akte ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van grief 12. Het hof zal dus geen oordeel geven over de proceskostenveroordeling in eerste aanleg.
Van een proceskostenveroordeling in hoger beroep ten gunste van [appellant] kan geen sprake zijn. [appellant] handhaaft zijn overige grieven, gericht tegen het bestreden vonnis, namelijk evenmin. Dit brengt mee dat [appellant] niet-ontvankelijk is in het door hem ingestelde hoger beroep, omdat het hof als gevolg van de intrekking van de grieven op processuele gronden niet toekomt aan een inhoudelijke behandeling van de zaak. Er bestaat dus geen grond voor veroordeling van de Vereniging c.s. in de proceskosten van het hoger beroep.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek van [appellant] om de zaak door te halen met proceskostenveroordeling van de Vereniging c.s. niet kan worden ingewilligd.
Nu de Vereniging c.s. in hoger beroep geen kostenveroordeling van [appellant] vorderen, komt het hof überhaupt niet toe aan een proceskostenveroordeling in hoger beroep.
9.6.
Zoals hiervoor al is overwogen, zal [appellant] , nu hij geen van zijn grieven handhaaft, niet-ontvankelijk worden verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.

10.De uitspraak

Het hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 november 2016.
griffier rolraadsheer