In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep in een geschil over huwelijksvermogensrecht en alimentatie. De vrouw, appellante in principaal appel, heeft de rechtbank Limburg verzocht om de eerdere beschikkingen van 11 december 2013 en 29 oktober 2014 te vernietigen. Zij eist onder andere dat de man, verweerder in principaal appel, een maandelijkse bijdrage van € 200,- betaalt voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind. Daarnaast vraagt zij om een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waarbij het recht van erfpacht op een appartement aan haar wordt toebedeeld zonder dat zij een bedrag aan de man hoeft te betalen.
De man heeft in zijn verweerschrift verzocht om de bestreden beschikkingen te bekrachtigen en heeft incidenteel appel ingesteld. Hij vraagt onder andere om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind met terugwerkende kracht op nihil te stellen en om de vrouw te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 46.000,-. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 maart 2016, waarbij beide partijen werden gehoord. De minderjarige is ook in de gelegenheid gesteld haar mening te geven, wat zij heeft gedaan door een brief te sturen naar het hof.
De zaak is behandeld door de raadsheren G.J. Vossestein, M.J. van Laarhoven en H.J.M. van Arkel-van Gasselt. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om binnen een week te reageren op de vraag of zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 november 2016.