4.2Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
Tussen Nieuwe Borg Real Estate Investment BV (verder: Nieuwe Borg) als geldnemer enerzijds en [geldgever 1] , [geldgever 2] en Den Texhoek Holding BV als geldgevers anderzijds is een overeenkomst van geldlening gesloten voor een bedrag van in totaal € 11.200.000,=. Namens Nieuwe Borg is deze overeenkomst op 18 mei 2012 getekend door [geïntimeerde] in de hoedanigheid van directeur. In de overeenkomst is opgenomen dat ieder geschil wordt voorgelegd aan de bevoegde rechter te ’s-Hertogenbosch.
[geïntimeerde] heeft zich tegenover de geldgevers voor Nieuwe Borg borg gesteld tot een maximum bedrag van € 11.200.000,= tot zekerheid van al hetgeen de geldgevers van Nieuwe Borg te vorderen hebben uit hoofde van deze overeenkomst van geldlening.
Bij brief van 21 januari 2013 heeft [zoon van geïntimeerde] , een zoon van [geïntimeerde] , namens Nieuwe Borg aan [appellant] afspraken bevestigd over diens aandeel in de financiering van onder andere [geldgever 1] aan Nieuwe Borg ten bedrage van € 650.000,=.
Op 22 januari 2014 is aan Nieuwe Borg voorlopig surseance van betaling verleend.
Bij brief van 7 maart 2014 heeft de advocaat van [appellant] zich tot [geïntimeerde] gewend en uit hoofde van de borgtocht aanspraak gemaakt op een bedrag van € 650.000,= aan hoofdsom. Dit bedrag betrof volgens hem een deelname van [geldgever 1] voor rekening van [appellant] die vervolgens door hemzelf van [geldgever 1] was overgenomen.
Bij brief van 19 maart 2014 heeft [geïntimeerde] geantwoord dat hij aan [appellant] geen borgstelling heeft verleend en daarom geen gevolg zal geven aan de sommatie.
Nieuwe Borg is op 29 oktober 2014 in staat van faillissement verklaard.
Bij dagvaarding van 10 april 2014 heeft [appellant] de onderhavige procedure tegen [geïntimeerde] aanhangig gemaakt.