ECLI:NL:GHSHE:2016:5236

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
20-001487-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor smaadschrift door verspreiding van beledigende e-mail en afbeeldingen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1961, werd beschuldigd van smaadschrift. Hij had op 15 december 2014 in Steenbergen een e-mail gestuurd naar meerdere nieuwsmedia, waarin hij beledigende en kwetsende opmerkingen maakte over een wijkagent, [slachtoffer]. De e-mail bevatte ook afbeeldingen die de eer en goede naam van de agent aangerand zouden hebben. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het eerdere vonnis, maar het hof oordeelde dat het eerdere vonnis op onderdelen niet kon worden bevestigd en vernietigde het geheel. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk de eer en goede naam van [slachtoffer] had aangetast door de verspreiding van de e-mail en de bijgevoegde afbeeldingen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500 en een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren. Het hof overwoog dat de verdachte door het versturen van de e-mail aan acht verschillende adressen van zeven nieuwsmedia opzettelijk ruchtbaarheid had gegeven aan de beweerde feiten. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikel 261, dat betrekking heeft op smaad.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-001487-15
Uitspraak : 24 november 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 april 2015 in de strafzaak met parketnummer
02-016855-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit:
  • primair dat verdachte integraal zal worden vrijgesproken;
  • subsidiair dat aan verdachte een geldboete, een voorwaardelijke taakstraf dan wel een taakstraf van 30 uren zal worden opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 15 december 2014 te Steenbergen, in elk geval in Nederland, opzettelijk, door middel van verspreiding van (een) geschrift(en) en/of (een) afbeelding(en), de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel een e-mailbericht met daarin (onder meer) de tekst:
“Hallo,
Onze wijkagent [slachtoffer] is weer de fout in gegaan anderhalf jaar geleden heeft hij mijn dochter on respectvol gefouilleerd. Toen heb ik een protest fallus voor hem gezaagd dit kreeg veel Nederlandse media aandacht maar ook buitenlandse.
Je zou denken dat de agent hier van geleerd zou hebben, nu is hij wijkagent in [plaats] sinds een paar weken.
Een paar dagen terug kreeg ik een foto toegestuurd van een kennis waar [slachtoffer] op stond hij staat in de bebouwde kom te wild plassen. Hij heeft zijn uniform aan, normaal gesproken krijg je hier een boete voor.
Schaamteloos staat hij daar te wild plassen er staan kinderen om hem heen en een vrouw dat noem ik nou het goeie voorbeeld geven.
Gr [verdachte] ”
en/of (als bijlage bij dat e-mailbericht) een afbeelding van een (wild)plassende agent in uniform en/of een afbeelding van een houtsnijwerk (fallus) met daarop een pamflet (waarin de naam van die [slachtoffer] werd genoemd), verstuurd aan [e-mailadres] en/of [e-mailadres] en/of [e-mailadres] en/of [e-mailadres] en/of [e-mailadres] en/of [e-mailadres] en/of [e-mailadres] en/of [e-mailadres] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 15 december 2014 te Steenbergen opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer] , gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening bij geschrift en/of afbeelding en/of door feitelijkheden heeft beledigd door een e-mailbericht met daarin (onder meer) de tekst:
“Hallo,
Onze wijkagent [slachtoffer] is weer de fout in gegaan anderhalf jaar geleden heeft hij mijn dochter on respectvol gefouilleerd. Toen heb ik een protest fallus voor hem gezaagd dit kreeg veel Nederlandse media aandacht maar ook buitenlandse.
Je zou denken dat de agent hier van geleerd zou hebben, nu is hij wijkagent in [plaats] sinds een paar weken.
Een paar dagen terug kreeg ik een foto toegestuurd van een kennis waar [slachtoffer] op stond hij staat in de bebouwde kom te wild plassen. Hij heeft zijn uniform aan, normaal gesproken krijg je hier een boete voor.
Schaamteloos staat hij daar te wild plassen er staan kinderen om hem heen en een vrouw dat noem ik nou het goeie voorbeeld geven.
Gr [verdachte] ”
en/of (als bijlage bij dat e-mailbericht) een afbeelding van een (wild)plassende agent in uniform en/of een afbeelding van een houtsnijwerk (fallus) met daarop een pamflet (waarin de naam van die [slachtoffer] werd genoemd), te versturen aan [e-mailadres] en/of [e-mailadres] en/of [e-mailadres] en/of [e-mailadres] en/of [e-mailadres] en/of [e-mailadres] en/of [e-mailadres] en/of [e-mailadres] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 december 2014 te Steenbergen opzettelijk, door middel van verspreiding van een geschrift en afbeeldingen, de eer en de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel een
e-mailbericht met daarin onder meer de tekst:
“Hallo,
Onze wijkagent [slachtoffer] is weer de fout in gegaan anderhalf jaar geleden heeft hij mijn dochter on respectvol gefouilleerd. Toen heb ik een protest fallus voor hem gezaagd dit kreeg veel Nederlandse media aandacht maar ook buitenlandse.
Je zou denken dat de agent hier van geleerd zou hebben, nu is hij wijkagent in [plaats] sinds een paar weken.
Een paar dagen terug kreeg ik een foto toegestuurd van een kennis waar [slachtoffer] op stond hij staat in de bebouwde kom te wild plassen. Hij heeft zijn uniform aan, normaal gesproken krijg je hier een boete voor.
Schaamteloos staat hij daar te wild plassen er staan kinderen om hem heen en een vrouw dat noem ik nou het goeie voorbeeld geven.
Gr [verdachte] ”
en als bijlage bij dat e-mailbericht een afbeelding van een wild plassende agent in uniform en een afbeelding van een houtsnijwerk (fallus) met daarop een pamflet waarin de naam van die [slachtoffer] werd genoemd, verstuurd aan [e-mailadres] en [e-mailadres] en [e-mailadres] en [e-mailadres] en [e-mailadres] en [e-mailadres] en [e-mailadres] en [e-mailadres] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

A.

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

B.1

Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het hem primair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
  • er geen sprake is van verspreiding;
  • verdachte geen opzet had op verspreiding;
  • het enkele versturen van een e-mailbericht onvoldoende is om aan te nemen dat verdachte ruchtbaarheid heeft gegeven aan de inhoud van dat e-mailbericht en de bijgevoegde afbeeldingen;
  • verdachtes opzet niet gericht is geweest op het geven van ruchtbaarheid, nu hij heeft verzocht de foto te controleren.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

B.2

De gebezigde bewijsmiddelen houden in dat verdachte het e-mailbericht met daarbij de twee afbeeldingen heeft toegezonden aan acht verschillende e-mailadressen. Aldus zijn het
e-mailbericht en de afbeeldingen in meerdere handen terechtkomen. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het e-mailbericht en de afbeeldingen opzettelijk heeft verspreid.

B.3

Onder “ruchtbaarheid geven” als bedoeld in art. 261 Sr dient te worden verstaan “het ter kennis van het publiek brengen”. Met zodanig “publiek” is een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld.
In het onderhavige geval heeft verdachte het e-mailbericht en de afbeeldingen met daarin de beweerde feiten die betrekking hebben op [slachtoffer] verstuurd aan acht e-mailadressen van zeven nieuwsmedia. Naar het oordeel van het hof kan dit niet anders worden opgevat dan het welbewust en derhalve opzettelijk ruchtbaarheid geven aan de in het e-mailbericht en de afbeeldingen beweerde feiten. De stelling van de verdediging dat verdachte de ontvanger(s) van de mail heeft verzocht te controleren of de op de foto afgebeelde agent [slachtoffer] was, doet – wat er ook zij van de juistheid van die stelling – aan het voorgaande niet af, aangezien verdachte reeds door het toezenden van dit e-mailbericht en de afbeeldingen aan acht e-mailadressen van zeven nieuwsmedia de daarin beweerde feiten ter kennis van het publiek heeft gebracht en aldus daaraan ruchtbaarheid heeft gegeven.

B.4

Ten slotte heeft verdachte, gelet in het bijzonder op de inhoud van het e-mailbericht en de bijgevoegde afbeeldingen, naar het oordeel van het hof minst genomen welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de eer of goede naam van [slachtoffer] zou worden aangerand door het verspreiden van het e-mailbericht en de afbeeldingen. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk de eer en goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand.

B.5

Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Smaadschrift.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat door het bewezen verklaarde [slachtoffer] in zijn eer en goede naam is aangetast.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
  • de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte alsmede een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur in dit geval passend en geboden.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte.
Met oplegging van een voorwaardelijke taakstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c en 261 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaaltdat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. P.M. Frielink, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. M.A.M. Wagemakers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 24 november 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.A.M. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.