De moeder kan zich met de genoemde beslissing van 13 januari 2016 niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De moeder voert in dit kader, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder betwist dat tussen haar en de man sprake is geweest van een affectieve relatie. De moeder was afhankelijk van de man. Hij gedroeg zich agressief, dominant en manipulerend. De moeder is ongepland zwanger geraakt in een kwetsbare periode in haar leven. Vrij snel daarna is het contact tussen de moeder en de man verbroken. De man is bij één echo aanwezig geweest. Bij de bevalling was hij niet aanwezig. Partijen hebben niet samen de naam [minderjarige 1] bedacht: de man heeft die naam verzonnen en zij heeft die naam in overweging genomen. Uiteindelijk heeft de moeder samen met haar ouders voor de naam [minderjarige 1] gekozen.
De moeder heeft uitvoerig gemotiveerd uiteengezet dat zij haars inziens belang heeft bij de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking en dat dat belang dient te prevaleren boven het belang van de man bij tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking.
De moeder heeft, anders dan de rechtbank heeft overwogen, wel degelijk een rechtens te respecteren belang bij de weigering tot het verlenen van toestemming voor de erkenning. Van belang zijn de feiten en omstandigheden die haar angst voor de man, voor de (gevolgen van) de erkenning en het contact tussen de man en [minderjarige 1] hebben doen ontstaan. De moeder verwijst naar de persoonlijke en leefomstandigheden van de man – hij is een bekende drugsgebruiker en -handelaar in [plaats] – waar ook in het raadsrapport d.d. 6 oktober 2015 en door bijzondere curator op is gewezen. De angst voor de man komt overigens niet alleen voort uit het verleden, maar wordt ook veroorzaakt door recente gedragingen. Zo heeft de man de moeder en [nieuwe partner van de moeder] meerdere keren (met de dood) bedreigd, waarvan de moeder aangifte heeft gedaan. Voorts is onvoldoende waarde toegekend aan de psychische problemen waarmee de moeder te kampen heeft als gevolg van de verzoeken van de man, die maken dat de moeder in een onevenwichtige psychische toestand is komen te verkeren welke van invloed is op haar mogelijkheden om [minderjarige 1] een stabiel opvoedingsklimaat te bieden. De erkenning roept spanning op bij de moeder, waarvoor zij de hulp heeft ingeschakeld van een psychologe. De moeder heeft in oktober 2015 een maagzweer gehad en zij heeft klachten van depressieve aard. Deze factoren, alsmede de boosheid, walging, schaamte en het zelfverwijt waarmee de moeder te kampen heeft, staan aan erkenning in de weg. Voorts zijn de belangen van [minderjarige 1] niet gediend bij de erkenning, nu dit zijn sociaal-psychologische en emotionele ontwikkeling kunnen belemmeren. [minderjarige 1] komt daarmee immers in een familierechtelijke betrekking te staan tot een persoon met een strafrechtelijk verleden. De moeder is tevens bang dat [minderjarige 1] in aanraking komt met de drugsscene waarmee het leven van de man onlosmakelijk verbonden is. Ondanks toezeggingen van de man in eerste aanleg, heeft hij zijn leven in dat opzicht ook niet gebeterd.
[minderjarige 1] is in verband met gedragsproblematiek doorverwezen naar Indigo.
De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de man voldoende heeft aangetoond dat tussen hem en [minderjarige 1] sprake is van family life. De moeder verwijst naar hetgeen zij heeft
opgemerkt over de naamkeuze. Tien tot twaalf keer hebben er regelmatige contacten tussen
de man en [minderjarige 1] plaatsgevonden, doch – anders dan de rechtbank heeft overwogen – dit betrof de periode tot 19 februari 2014. Daarna is de man slechts nog een enkele keer langsgekomen. Deze bezoeken maken niet dat sprake is van family life, ook niet in samenhang bezien met de andere door de rechtbank benoemde factoren.
De overweging van de rechtbank dat nu door het Omgangshuis beter onderzocht kan worden of er mogelijkheden zijn tot omgang dan in de toekomst acht de moeder onbegrijpelijk, aangezien de raad daar al onderzoek naar heeft verricht en heeft geconcludeerd dat er contra-indicaties zijn voor omgang, namelijk de leeftijd van [minderjarige 1] , zijn behoefte om op te groeien in een gezin dat in balans is, het feit dat de moeder [minderjarige 1] op dit moment niet kan begeleiden en stimuleren in het contact, de wissel die omgang zal trekken op de stabiliteit van de moeder en het feit dat er onvoldoende zicht is op de vroegere en huidige levenswijze van de man. De moeder voldoet aan de taak die haar is opgelegd om hulp voor zichzelf te zoeken. De man heeft daarentegen laten zien zich niet te hebben ingespannen om zijn leven te beteren. Bovendien zal het Omgangshuis een dergelijk onderzoek niet doen, maar de ouders -slechts-begeleiden bij het tot stand komen van een omgangsregeling, daar waar omgang geïndiceerd is. De rechtbank heeft ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd het advies van de raad ter zijde geschoven.