Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind. De vader en moeder hebben een affectieve relatie gehad en zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over hun dochter, geboren in 2008. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en het gezag aan de moeder alleen toe te kennen, omdat de ouders niet in staat waren om op constructieve wijze samen te werken in het belang van hun kind. De vader was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat er ernstige sociaal-emotionele problemen zijn bij de minderjarige, die onder andere een verstoord eet- en slaappatroon vertoont. De vader heeft in het verleden zijn toestemming voor noodzakelijke onderzoeken en behandelingen niet gegeven, wat heeft geleid tot stagnatie in de behandeling van zijn dochter. Het hof heeft vastgesteld dat de problemen tussen de ouders actueel en structureel zijn en dat zij niet in staat zijn om deze zelf op te lossen. De moeder heeft de dagelijkse zorg voor de minderjarige en staat in contact met de hulpverlening, terwijl de vader zich afzijdig heeft gehouden.
Het hof heeft geoordeeld dat het in het zwaarwegende belang van de minderjarige noodzakelijk is dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd. De moeder wordt in staat geacht om de noodzakelijke beslissingen te nemen, aangezien zij de zorg voor de minderjarige op zich neemt en betrokken is bij de hulpverlening. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vader om het gezamenlijk gezag te handhaven afgewezen.