Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- primair bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken;
- subsidiair -voor het geval het hof toch tot bewezenverklaring van het feit zou komen- dat zal worden volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij bepleit dat deze kan worden toegewezen tot een bedrag van ten hoogste € 150,00.
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de mate waarin het bewezen verklaarde feit heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer;
- de omstandigheid dat verdachte de bedreigende woorden heeft geuit, terwijl hij op dat moment, dan wel vlak daarvoor, door het slachtoffer in de wurggreep werd gehouden.
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 juli 2016, waaruit blijkt dat hij wel eerder, maar niet ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld;
- zijn overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, in het bijzonder de omstandigheden dat verdachte volgens de raadsman woonachtig is in [land] , daar werk heeft gevonden en is aangevangen met een studie.
BESLISSING
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
€ 100,00 (honderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 200,00 (tweehonderd euro) aan immateriële schadeaf.
€ 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.