Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 23 december 2014;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een opdrachtgever, aangeduid als [appellante], en een aannemer, aangeduid als [geïntimeerde], over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De overeenkomst, gesloten op 17 februari 2012, betrof de renovatie van de badkamer en het toilet voor een aanneemsom van € 2.350,-. Na de oplevering op 10 april 2012 heeft [geïntimeerde] een factuur van € 2.877,92 gestuurd, waartegen [appellante] bezwaar maakte vanwege ontevredenheid over de kwaliteit van het werk en de kosten van meerwerk. Het geschil werd voorgelegd aan de Geschillencommissie Klussen- en Vloerbedrijven, die op 12 maart 2013 een bindend advies uitbracht. [appellante] weigerde echter om aan dit advies te voldoen, wat leidde tot een rechtszaak door [geïntimeerde] bij de kantonrechter. De kantonrechter heeft de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van het bedrag van € 2.350,- toegewezen, maar de vordering tot betaling van incassokosten afgewezen. [appellante] ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, met vijf grieven die voornamelijk betrekking hadden op de gebondenheid aan het bindend advies.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat partijen gebonden zijn aan het bindend advies, tenzij er sprake is van onredelijkheid of billijkheid die de bindendheid in twijfel trekt. Het hof oordeelde dat [appellante] niet voldoende onderbouwde dat de inhoud van het bindend advies onjuist was en dat de Geschillencommissie niet had vastgesteld dat herstel van de gebreken onmogelijk was. De grieven van [appellante] werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellante] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.