Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/267369/HA ZA 13-603)
2.Het geding in hoger beroep
3. De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
De waarde in het economisch verkeer bedroeg € 515.000 (rekening houdend met het vruchtgebruik € 267.000). De waarde in het economisch verkeer van de garageboxen bedroeg € 30.000 (rekening houdend met het vruchtgebruik € 15.600).
2. voorafgaande aan de uitvoering van uw opdracht zal [broer erflater] aan [appellante] en mevrouw [echtgenote erflater] of hun adviseurs alle informatie geven die zij vragen mits informatie bestaat;
3. aan u worden geen uitgangspunten vooraf voor de door u uit te voeren waardering meegegeven. Partijen vertrouwen op uw deskundigheid om met alle relevante aspecten rekening te houden;
4. Schematisch zal de procedure als volgt verlopen:
a. de informatie ronde als hiervoor onder 2 bedoeld;
b. inschakeling van u als deskundige;
c. u geeft beide partijen en hun adviseurs de gelegenheid hun standpunten ten aanzien van de waardering naar voren te brengen;
d. u stelt eerst een rapport in concept op;
e. partijen en hun adviseurs krijgen gelegenheid om vragen resp. opmerkingen naar aanleiding van het concept-rapport te stellen resp. te maken;
f. u brengt een definitief rapport uit.
5. In het rapport geeft u de standpunten van partijen weer, beantwoordt u hun vragen en betrekt hun opmerkingen en geeft u aan wat daarvan naar uw oordeel al of niet het belang voor de waardering is;
1. Het resterende saldo ad € 81.530,41 dat op de derdenrekening van mr. Van der Wolf staat (…) komt ten gunste van [appellante]
(rechtbank: [appellante] )en zal door mr. Van der Wolf aan haar worden betaald.
2. [broer erflater]
(rechtbank: de broer van [appellante] )verbindt zich om de eigendom van de woning (…) alsmede de eigendom van de twee garageboxen, (…) binnen drie maanden na 4 maart 2013 aan [appellante] over te dragen, zonder dat daar enige vergoeding van [appellante] tegenover staat;
(…)
5. [appellante] en [broer erflater] verlenen elkaar na tijdige uitvoering van al het bovenstaande over en weer finale kwijting.
4.3 Partijen zijn het er voorts over eens dat zij elkaar over en weer finale kwijting verlenen ten aanzien van mogelijke geschilpunten over het bestuur van de stichting Administratiekantoor [appellante] Beheer B.V.
4.4 In verband met de mogelijk te executeren vorderingen uit hoofde van deze overeenkomst tussen partijen zal een deel daarvan in het dictum worden opgenomen. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen en beslissen als volgt.
Het hof, recht doende in hoger beroep:
primairontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomst tot het uitbrengen van het bindend advies en veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan [appellante] van € 7.648,37 en € 165.660,61 wegens wanprestatie en
subsidiairveroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan [appellante] van € 30.533,49 op grond van onrechtmatige daad, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toe te wijzen bedrag en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
subsidiairevordering van [appellante] toegewezen tot een bedrag van € 6.000 met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2013 en haar vorderingen voor het overige afgewezen. De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.
primairevordering van [appellante] aldus uitgelegd dat zij daarbij vordert de ontbinding van de overeenkomst van opdracht waardoor [geïntimeerde] de reeds door haar van [appellante] ontvangen prestatie (de betaling van € 7.648,37) door terugbetaling ongedaan moet maken, alsmede de betaling van schadevergoeding van € 165.660,61 die het gevolg is van de wanprestatie van [geïntimeerde] (r.o. 4.1). Deze uitleg is niet bestreden, zodat ook het hof hiervan uitgaat.
primairevordering van [appellante] is daarom afgewezen.
In de opdrachtrelatie tussen [appellante] (en haar broer) enerzijds en [geïntimeerde] anderzijds geldt ingevolge art. 7:401 BW dat de bindend adviseur bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Nu [geïntimeerde] als beroepsbeoefenaar is opgetreden geldt dat hij tegenover de opdrachtgever de zorg moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot/vakgenoot mag worden verwacht.
Mede in het licht van de tussen de opdrachtgevers onderling ingevolge art. 7:904 lid 1 BW geldende strikte maatstaf moet ervan worden uitgegaan dat door een bindend adviseur gemaakte fouten eerst tot zijn aansprakelijkheid jegens (een van de) opdrachtgevers kunnen leiden dan wel grond kunnen opleveren tot restitutie van in het kader van de opdracht aan de bindend adviseur betaalde bedragen, indien het in hun verhouding tot (een van de) opdrachtgevers in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn aan die fouten geen gevolgen ten nadele van de bindend adviseur te verbinden. Een minder strikte maatstaf zou tot de onwenselijke gevolgen kunnen leiden dat een bindend adviseur niet in vrijheid en onbevangenheid kan oordelen, en dat een partij de nadelige gevolgen van een (naar inhoud of totstandkoming) onjuist bindend advies gemakkelijker op de bindend adviseur zou kunnen afwentelen dan dat zij de bindende kracht daarvan langs de weg van art. 7:904 BW zou kunnen aantasten (verg. HR 15 juni 2012, LJN BW0727).
primairevordering van [appellante] zijn weergegeven.
primairevordering van [appellante] onvoldoende grondslag, zodat deze door de rechtbank terecht en op goede gronden is afgewezen. Voor bewijslevering als door [appellante] aangeboden is bij deze stand van zaken geen grond aanwezig. Voor zover de grieven van [appellante] op deze vordering betrekking hebben, worden zij verworpen.
subsidiairevordering van [appellante] overweegt het hof het volgende. De opstelling van de nadere toelichting door [geïntimeerde] is geschied op verzoek van de broer van [appellante] nadat [deskundige] op haar verzoek een zeer kritische analyse van het bindend advies had opgesteld. Het hof acht het niet realistisch om van [geïntimeerde] te verlangen dat zij alleen op dat verzoek zou ingaan indien dit de instemming van [appellante] zou hebben. [geïntimeerde] had het gevraagde bindend advies afgeleverd, zodat zij verder geen verplichtingen jegens haar opdrachtgevers had. De reden dat [geïntimeerde] op verzoek van de broer van [appellante] opnieuw op de kwestie is ingegaan, is gelegen in de omstandigheid dat [appellante] het bindend advies voor commentaar had voorgelegd aan een door haar ingeschakelde partijdeskundige. Gesteld noch gebleken is overigens dat [appellante] haar broer dan wel [geïntimeerde] van haar voornemen daartoe op de hoogte heeft gesteld. Wanneer [appellante] voor zichzelf de vrijheid neemt een derde in te schakelen om het bindend advies dat mede in haar opdracht is opgesteld te becommentariëren, kan zij zich er in redelijkheid niet over beklagen dat haar broer de bindend adviseur om een reactie vraagt en/of dat de bindend adviseur op dat verzoek ingaat. De nadere toelichting die [geïntimeerde] naar aanleiding daarvan heeft opgesteld, houdt naar het oordeel van het hof geen wijziging van het bindend advies in maar een reactie op de (scherpe) kritiek die [deskundige] op het bindend advies had geleverd. Het bindend advies is in stand gebleven en is niet vervangen door een nieuwe versie ervan. In het geschil tussen partijen is dat het enige stuk dat als resultaat van de opdracht aan [geïntimeerde] kan worden beschouwd, zonder de nadere toelichting. Aangenomen mag worden dat zonder de door [appellante] geïnitieerde rapportage van [deskundige] er ook geen nadere toelichting van [geïntimeerde] zou zijn gekomen. Iets anders is in ieder geval niet gebleken. In haar nadere toelichting heeft [geïntimeerde] te kennen gegeven dat deze gelijktijdig aan de andere betrokkenen bij de verdeling van de nalatenschap is gezonden. Door aldus te handelen heeft [geïntimeerde] naar het oordeel van het hof jegens [appellante] niet onrechtmatig gehandeld, zodat ook haar
subsidiairevordering niet voor toewijzing in aanmerking komt. Voor bewijslevering als door [appellante] aangeboden is bij deze stand van zaken geen grond aanwezig.