ECLI:NL:GHSHE:2016:71

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 januari 2016
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
200 173 383_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewindvoering over goederen van rechthebbende met geestelijke en lichamelijke handicap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de heer [appellant 1] als bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende, zijn geestelijk en lichamelijk gehandicapte zus, is ontslagen en Alpha Bewind B.V. als opvolgend bewindvoerder is benoemd. De heer [appellant 1] heeft jarenlang de bewindvoering op zich genomen, maar heeft in de afgelopen jaren tekortgeschoten in het tijdig afleggen van rekening en verantwoording, mede door zijn verslechterde gezondheid. Appellanten, waaronder de heer [appellant 1], hebben in hoger beroep verzocht om de beschikking te vernietigen en de heer [appellant 1] als bewindvoerder te handhaven. De bewindvoerder, Alpha Bewind B.V., heeft verweer gevoerd en gesteld dat de heer [appellant 1] niet voldeed aan zijn verplichtingen.

Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de heer [appellant 1] zich bewust is van zijn verantwoordelijkheden en heeft toegezegd in de toekomst tijdig hulp te vragen. Het hof heeft vastgesteld dat er een sterke band bestaat tussen de rechthebbende en haar broers en zussen, en dat de financiële situatie van de rechthebbende gezond is. Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, waarbij de heer [appellant 1] opnieuw als bewindvoerder is aangesteld met ingang van 14 januari 2016, maar de benoeming van Alpha Bewind B.V. voor de periode tot die datum is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 14 januari 2016
Zaaknummer: 200.173.383/01
Zaaknummer eerste aanleg: 3712676 BH VERZ 14-12807
in de zaak in hoger beroep van:

1.[appellant 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de heer [appellant 1] ,
2. [appellante 2],
wonende te [woonplaats] ,
3. [appellante 3],
Wonende te [woonplaats] ,
4. [appellante 4],
wonende te [woonplaats] ,
5. [appellant 5],
wonende te [woonplaats] ,
6. [appellante 6],
wonende te [woonplaats] ,
7. [appellante 7],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna tezamen te noemen: appellanten,
advocaat: mr. J.A.J. Dappers,
In deze zaak worden als belanghebbenden aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de rechthebbende,
Alpha Bewind B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. L.A.M. van den Eeden.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, kanton ’s‑Hertogenbosch, van 4 mei 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 10 juli 2015, hebben appellanten verzocht voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen dat de heer [appellant 1] als bewindvoerder over alle goederen die toebehoren aan de rechthebbende in functie blijft.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 30 september 2015, heeft de bewindvoerder verzocht appellanten niet-ontvankelijk te verklaren in hun beroep, althans dit beroep af te wijzen als ongegrond en/of onbewezen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 november 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de heer [appellant 1] , bijgestaan door mr. Dappers;
  • de bewindvoerder, bijgestaan door mr. Van den Eeden.
2.3.1.
Appellanten sub 2 tot en met 7 en de rechthebbende zijn
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van appellanten d.d. 2 september 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 15 november 1983 heeft de kantonrechter te Venlo over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld, met benoeming van de heer [appellant 1] tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking van 4 mei 2015 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, voor zover thans van belang, met ingang van 5 mei 2015, de heer [appellant 1] ontslagen als bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende en met ingang van 5 mei 2015 Alpha Bewind B.V. tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
Tevens heeft de kantonrechter bepaald dat de heer [appellant 1] eindrekening en verantwoording dient af te leggen aan de opvolgend bewindvoerder vóór 4 juli 2015.
3.3.
Appellanten kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
Appellanten voeren in het beroepschrift – kort samengevat – het volgende aan.
De rechthebbende is de jongste zus van appellanten. Zij is sinds haar geboorte geestelijk en lichamelijk gehandicapt. Zij heeft een groot deel van haar leven tot heden in zorginstellingen verbleven.
De heer [appellant 1] heeft gedurende tientallen jaren immer rekening en verantwoording afgelegd, niet alleen aan de kantonrechter maar ook aan de andere broer en zussen. De heer [appellant 1] voerde tevens overleg met de instelling, Stichting Dichterbij, waar de rechthebbende verblijft. Hij maakte jaarlijks een begroting in overleg met Stichting Dichterbij en voerde met hen tweemaal per jaar (en bij bijzondere uitgaven) overleg. Dit werd steeds ook met de andere broer en zussen besproken.
Als gevolg van de verslechterde medische conditie van de heer [appellant 1] (darmkanker in 2012 en de diagnose ALS in 2013, welke diagnose eind 2014 onjuist bleek), is er tijdelijk minder aandacht geweest voor de rechthebbende, althans voor zover het de werkzaamheden als bewindvoerder betreft..
De heer [appellant 1] had de rekening en verantwoording over 2013 uiterlijk 1 mei 2014 moeten indienen, maar dat heeft hij uiteindelijk op 19 december 2014 gedaan. Naar aanleiding van een telefonisch onderhoud met de griffie ging de heer [appellant 1] ervan uit dat, als hij de rekening en verantwoording alsnog zou overleggen, de zitting waarvoor hij was opgeroepen geen doorgang zou vinden.
De rekening en verantwoording over 2014 heeft de heer [appellant 1] op 29 april 2015 ingediend. Wederom ging hij ervan uit dat als de rekening en verantwoording was ingediend, de zitting geen doorgang zou vinden.
Appellanten wensen dat de heer [appellant 1] bewindvoerder blijft. Zij vinden dat de zorg voor de rechthebbende bij hen allen thuis hoort, waaronder de financiële zorg. De heer [appellant 1] heeft nooit enige vergoeding ontvangen en hij wenst deze ook niet te krijgen. Bovendien verdient het de voorkeur dat een familielid als bewindvoerder wordt benoemd, temeer in een geval als het onderhavige waarin de broers en zussen een uitermate goed en intensief contact hebben met de rechthebbende.
3.5.
De bewindvoerder voert in het verweerschrift – kort samengevat – het volgende aan.
De kantonrechter heeft moeten vaststellen dat de heer [appellant 1] niet voldeed aan de verplichting om rekening en verantwoording af te leggen over 2013, ondanks herhaald op deze verplichting gewezen te zijn. De heer [appellant 1] negeerde twee oproepen om ter zitting te verschijnen, die niet zouden zijn verzonden als hem respijt zou zijn verleend, zoals hij zelf stelt. Het was voor de kantonrechter dan ook onmogelijk om enige controle uit te oefenen.
Dat er daadwerkelijk telefonisch contact is geweest over de situatie, wordt niet door enig bewijsmiddel ondersteund.
De bewindvoerder ziet niet in hoe de heer [appellant 1] ervan uit kon gaan dat de zitting geen doorgang zou vinden als de rekening en verantwoording was ingediend, terwijl uit zijn eigen stellingen blijkt dat hij pas een maand na die zitting de rekening en verantwoording heeft ingediend.
Dat de heer [appellant 1] tot 2014 wel deugdelijk en tijdig rekening en verantwoording heeft afgelegd, is geen reden om hem thans niet te ontslaan.
Gezien de onzekere medische situatie van de heer [appellant 1] en de gevolgen die zijn gezondheidstoestand heeft voor de uitvoering van zijn taken als bewindvoerder, zijn de belangen van de rechthebbende meer gewaarborgd bij een professioneel bewindvoerderskantoor.
De bewindvoerder merkt nog op dat de heer [appellant 1] vóór 4 juli 2015 eindrekening en verantwoording had moeten afleggen, maar dat hij hieraan niet heeft voldaan.
3.6.
Ter zitting heeft de heer [appellant 1] in aanvulling op het beroepschrift verklaard dat hij er van doordrongen is dat hij een verantwoordelijkheid had en dat hij in dat opzicht heeft gefaald. De heer [appellant 1] heeft echter gesteld dat dit in de toekomst niet meer zal gebeuren en dat hij eerder hulp zal vragen en accepteren van de broer en zussen. Als het hof de bestreden beschikking zou bekrachtigen, zal een van de andere zussen of broer van de rechthebbende een verzoek neerleggen bij de kantonrechter om in plaats van de huidige bewindvoerder, tot bewindvoerder te worden benoemd. Van belang is voorts dat de heer [appellant 1] nimmer om een vergoeding voor zijn werkzaamheden heeft verzocht en daar ook nimmer om zal vragen. Het voeren van het bewind kost hem normaal gesproken weinig moeite, maar door de persoonlijke omstandigheden, heeft hij zijn taak verzaakt.
3.7.
Ter zitting heeft de bewindvoerder in aanvulling op het verweerschrift verklaard dat de kantonrechter niet lichtvaardig tot haar besluit is gekomen. De bewindvoerder heeft bevestigd dat het bewind niet ingewikkeld is. De rechthebbende heeft een gezonde rekening. De eindrekening en verantwoording heeft de bewindvoerder nog steeds niet ontvangen.
Als appellanten graag hadden gewild dat de bewindvoering over de goederen van de rechthebbende binnen de familie bleef, hadden zij dat ook kunnen aangeven bij de kantonrechter. Ook indien het hof de bestreden beschikking zou vernietigen, zouden appellanten moeten nadenken over wat er moet gebeuren als de heer [appellant 1] ouder wordt en/of niet langer behoorlijk zijn taken zal kunnen waarnemen.
3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.8.2.
Vast staat dat er een zeer hechte band bestaat tussen de rechthebbende en haar broers en zussen. Er sprake van een zeer frequent contact – enkele zussen komen bijna dagelijks langs – en ook anderszins zijn appellanten erg betrokken op de rechthebbende. Vast staat tevens dat de heer [appellant 1] gedurende ruim 32 jaar de bewindvoerder van de rechthebbende is geweest en dat zich gedurende die periode, met uitzondering van het afgelopen jaar, in dat kader geen problemen hebben voorgedaan en dat de financiële situatie van rechthebbende prima in orde is.
3.8.3.
Het hof stelt echter tevens vast dat de heer [appellant 1] , ondanks herhaalde verzoeken en waarschuwingen van de kantonrechter, ernstig tekort is geschoten in het (tijdig) afleggen van rekening en verantwoording over de jaren 2013 en 2014. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter terecht de heer [appellant 1] heeft ontslagen als bewindvoerder van de rechthebbende en een opvolgend bewindvoerder heeft benoemd, nadat de heer [appellant 1] niet op de zitting was verschenen waarbij hij verplicht was te verschijnen,
De heer [appellant 1] heeft echter, zo is in hoger beroep gebleken, een verklaring voor het tekortschieten in de uitvoering van zijn taken als bewindvoerder. De heer [appellant 1] kampte met verschillende (ernstige) medische klachten, die – achteraf gezien – verkeerd gediagnosticeerd waren. De heer [appellant 1] heeft in hoger beroep toegegeven dat hij heeft gefaald en gesteld dat, mocht het hof de bestreden beschikking vernietigen, hij het nooit meer zo ver zal laten komen.
3.8.4.
Het hof is van oordeel dat op grond van al het voorgaande en gezien het feit dat ook volgens de bewindvoerder de financiële situatie van de rechthebbende gezond is en ter zitting nog met de heer [appellant 1] de mogelijkheid is besproken om voor de rechthebbende een mentor te laten benoemen – voor welk idee de heer [appellant 1] open stond – het voor de rechthebbende van belang is dat het bewind over haar goederen binnen de familie blijft.
Het hof sluit zich echter aan bij de door de bewindvoerder ter zitting gegeven raad om, als de heer [appellant 1] merkt dat het niet langer gaat, in overleg met de kantonrechter te gaan en het stokje over te dragen aan een van zijn zussen of zijn broer. De heer [appellant 1] heeft ter zitting toegezegd dat hij in het vervolg tijdig bij zijn broer en/of zussen en bij de kantonrechter aan de bel zal trekken als hij door welke omstandigheid ook, niet langer in staat is naar behoren zijn taken te vervullen.
3.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen voor zover daarbij de heer [appellant 1] als bewindvoerder is ontslagen. De bestreden beschikking dient eveneens vernietigd te worden voor wat betreft de benoeming van Alpha bewind B.V. tot (opvolgend) bewindvoerder echter eerst met ingang van heden. Voor de periode tot heden dient de bestreden beschikking in zoverre te worden bekrachtigd, nu in deze periode Alpha B.V. als bewindvoerder is opgetreden en er geen reden is deze benoeming voor deze periode naar zijn gevolgen ongedaan te maken.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, kanton ’s Hertogenbosch, van 4 mei 2015, voor de periode van 4 mei 2015 tot 14 januari 2016, voor zover daarbij Alpha Bewind B.V. tot opvolgend bewindvoerder van over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [belanghebbende 1] is benoemd;
vernietigt met ingang van 14 januari 2016 de beschikking van 4 mei 2015, voor zover daarbij Alpha Bewind B.V. tot opvolgend bewindvoerder van over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [belanghebbende 1] is benoemd en stelt met ingang van 14 januari 2016 opnieuw als bewindvoerder aan [appellant 1] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, M.J. van Laarhoven en A.J.F. Manders en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2016.