In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de kinderalimentatie. De man, appellant, heeft verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 november 2014 te vernietigen en de onderhoudsbijdrage ten laste van hem aan de vrouw, verweerster, te wijzigen. De man stelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waaronder een nieuwe franchiseovereenkomst en financiële problemen, die hem verhinderen de vastgestelde alimentatie te betalen. De vrouw betwist deze stellingen en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 8 december 2015, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante processtukken en de verklaringen van partijen. Het hof oordeelt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. De man heeft niet de benodigde financiële documenten overgelegd, waardoor het hof niet in staat is om zijn financiële situatie te beoordelen.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken op 14 januari 2016.