ECLI:NL:GHSHE:2016:885

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 maart 2016
Publicatiedatum
9 maart 2016
Zaaknummer
20-001278-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor langdurig seksueel misbruik van pleegdochter

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren voor het seksueel misbruiken van zijn pleegdochter gedurende een periode van zeven jaren. De feiten zijn gepleegd in Curaçao, Nederland en België, waarbij de verdachte handelingen heeft verricht die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige. Het hof heeft het verweer van de verdediging verworpen dat niet voldaan zou zijn aan het bewijsminimum zoals neergelegd in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen met de pleegdochter, die op het moment van de misbruikplegingen nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar en consistent beoordeeld, en heeft deze ondersteund door andere bewijsmiddelen. De impact van het misbruik op het slachtoffer is aanzienlijk, wat het hof heeft meegewogen in de strafmaat. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001278-15
Uitspraak : 9 maart 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 9 april 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-860380-14 tegen:
[verdachte],
geboren op Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
  • verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren;
  • de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel en tevens de verdachte zal veroordelen in de gevorderde kosten van rechtsbijstand.
De raadsman heeft:
  • vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit;
  • bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 5 juli 2004 tot en met 5 juli 2005 te Curaçao, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, één of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , hebbende, hij, verdachte, zijn penis in de mond van [slachtoffer] geduwd/gebracht/ gehouden en/of zich laten pijpen door [slachtoffer] ;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 juli 2006 tot en met 5 juli 2009 te Rotterdam en/of Eindhoven en/of Peer (België), in elk geval in Nederland en/of België, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, één of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , hebbende, hij, verdachte, één of meermalen:
- met zijn vinger(s)/hand tussen de schaamlippen van [slachtoffer] gewreven en/of
- zijn penis in de mond van [slachtoffer] geduwd/gebracht/gehouden en/of zich door [slachtoffer] laten pijpen en/of
- zijn penis in de vagina van [slachtoffer] geduwd/gebracht/gehouden en/of
- de/een hand(en) van [slachtoffer] op/om zijn, verdachtes, penis gelegd/geplaatst en/of zich door [slachtoffer] laten aftrekken;
- de borsten en/of vagina van [slachtoffer] betast;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 juli 2009 tot en met 5 juli 2011 te Curaçao (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefkind en/of pleegkind, althans een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , bestaande die ontucht (telkens) uit:
- het één of meermalen duwen/brengen/houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van [slachtoffer] en/of het zich door [slachtoffer] laten pijpen en/of
- het één of meermalen leggen/plaatsen van de hand(en) van [slachtoffer] op/om zijn, verdachtes penis en/of het zich laten aftrekken door [slachtoffer] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode 5 juli 2004 tot en met 5 juli 2005 te Curaçao met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , hebbende hij, verdachte zich laten pijpen door [slachtoffer] ;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 6 juli 2006 tot en met 5 juli 2009 in Nederland en België met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , hebbende hij, verdachte,:
- zich door [slachtoffer] laten pijpen en/of
- zijn penis in de vagina van [slachtoffer] gebracht en/of
- zich door [slachtoffer] laten aftrekken.
3.
hij op tijdstippen in de periode van 6 juli 2009 tot en met 5 juli 2011 te Curaçao ontucht heeft gepleegd met zijn pleegkind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , bestaande die ontucht uit:
- het zich door [slachtoffer] laten pijpen en/of
- het zich laten aftrekken door [slachtoffer] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Het hof acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Het hof grondt dat oordeel op onderstaande bewijsmiddelen. [1]

1.

Een proces-verbaal van informatief gesprek zeden voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van [verbalisant 1]en [verbalisant 2] afgelegde verklaring van [slachtoffer] : [2]
Wij verbalisanten hoorden [slachtoffer] verklaren dat:
Historie
Haar moeder een relatie had met [verdachte] . Haar moeder en [verdachte] zijn met haar op 5-jarige leeftijd vertrokken naar Curaçao.
Eerste misbruik
Toen [slachtoffer] 10 jaar was, werd ze geopereerd aan haar blinde darm. Ze had hechtingen aan haar buik en moest met folie douchen. Ze werd wakker en [verdachte] was aan haar schaamstreek aan het voelen. [verdachte] zei dat hij keek of haar hechtingen goed heelden, maar de hechtingen zaten rechts op haar buik.
Huis [vriend verdachte]
[verdachte] vertrok naar een huis van een vriend genaamd [vriend verdachte] . In de zomervakantie is zij in de schoolvakantie naar haar opa in Nederland gegaan.
Curaçao, leeftijd 11 jaar
Nadat ze terug kwam vanuit Nederland, had [slachtoffer] het niet naar haar zin op school. Hij
(het hof begrijpt: verdachte)zei dat wanneer ze hem zou aftrekken en/of zou pijpen, zij niet naar school hoefde. Ze zei oké en het voelde alsof het normaal was dat ze dit deed.
Curaçao, leeftijd 12 jaar
Ze vertrokken van het huis van [vriend verdachte] naar een huis bij haar school. In de zomervakantie kwam de [moeder verdachte] bij hen wonen. Het seksueel misbruik ging intussen door. [slachtoffer] lag bij [verdachte] op zijn kamer, omdat [moeder verdachte] in haar kamer verbleef. Het bleef op dat moment bij aftrekken en pijpen.
Nederland, leeftijd 12-13 jaar
[slachtoffer] verhuisde op 12-jarige leeftijd toen ze in de brugklas zat naar haar [oma] in Nederland.
[oma] belde met [verdachte] om [slachtoffer] op te halen. Dit gebeurde na de verjaardag van [slachtoffer] die inmiddels 13 jaar oud was.
Rotterdam, leeftijd 13 jaar
[slachtoffer] verbleef met [verdachte] in Rotterdam in een appartement van een neef van [verdachte] , genaamd [neef verdachte] . Af en toe moest [slachtoffer] daar [verdachte] aftrekken.
Eindhoven, eerste keer gemeenschap [verdachte] - [slachtoffer] leeftijd 13-14 jaar
[verdachte] verhuisde met [slachtoffer] naar Eindhoven. Het seksueel misbruik van [slachtoffer] door [verdachte] ging daar door en werd erger. [verdachte] lag naakt op bed. [slachtoffer] moest zich uitkleden. [verdachte] moedigde [slachtoffer] aan om steeds verder te gaan. Uiteindelijk is het seks geworden. [slachtoffer] moest bovenop [verdachte] gaan zitten. Het was de eerste keer dat ze echt seks, de penis in de vagina, hadden.
Voogdij
Ondertussen had [verdachte] de voogdij over [slachtoffer] gekregen.
België, tweede keer gemeenschap [verdachte] en [slachtoffer]
Nadat [slachtoffer] in verband met een afscheidsdienst van haar moeder, die zelfmoord had gepleegd, in februari 2007 naar Aruba was geweest, verhuisde ze bij terugkomst met [verdachte] naar België. Ze vertrokken naar [adres] in Peer.
[verdachte] kwam weer met de woorden: “als je niet naar school wilt, weet je wat je moet doen”. Als dat gebeurde zette [slachtoffer] een knop om in haar hoofd. Ze moest wederom echt seks hebben met [verdachte] , dit was de tweede keer. Met toestemming van [verdachte] hoefde ze dan niet naar school.
Ze wilde geen echte seks meer met [verdachte] en zei dit ook tegen hem. Vervolgens nam hij genoegen met pijpen. Dit gebeurde bijna iedere avond.
Curaçao, leeftijd 16 jaar
In de schoolvakantie, kort na haar zestiende verjaardag, is [slachtoffer] vertrokken naar Curaçao.
Misbruik, leeftijd 16 jaar
Na twee maanden kwam [verdachte] ook naar Curaçao. Ze verbleven in een vakantiehuisje op ongeveer 10 minuten van haar school. Daar begon het weer.
[verdachte] bond haar handen vast aan bed. Hij maakte haar los en ze dacht klaar te zijn. Na 10 minuten legde hij haar hand op zijn penis en zei dat ze nog niet klaar waren. Ze moest hem pijpen en toen mocht ze gaan slapen.
Het misbruik gebeurde meerdere keren per week.
Santa Rosa
[verdachte] en [slachtoffer] verhuisden naar Santa Rosa (
het hof begrijpt: Santa Rosa op Curaçao).Ze kreeg een nieuw vriendje, [getuige 2] . [slachtoffer] vertelde hem alles over het misbruik van [verdachte] .
Het seksueel misbruik gebeurde daar vaker. Het pijpen en aftrekken gebeurden bijna elke avond.
Loterij bouwgrond, leeftijd 17 jaar
[slachtoffer] en [verdachte] zijn naar een ander huis in Santa Rosa verhuisd. Het seksueel misbruik ging ook in deze woning door.
Seksueel misbruik
[slachtoffer] was niet lekker, omdat ze had gedronken. [slachtoffer] herinnert zich dat [verdachte] haar handen aan het bed had vastgemaakt, met handboeien. [slachtoffer] raakte in paniek en moest in bed overgegeven. [verdachte] maakte haar los. Vervolgens kreeg ze een sms van [verdachte] met het bericht dat ze nog niet klaar was. Ze ging naar hem toe en moest hem aftrekken.

2.

Een proces-verbaal van aangifte voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] afgelegde verklaring van [slachtoffer] : [3]
V: vraag verbalisanten
A: antwoord aangeefster
“V: Wanneer ben jij voor het eerst misbruikt door [verdachte] ?
A: Dat was toen ik 10 jaar oud was. Het was vlak na mijn blindedarmoperatie. Ik had nog hechtingen. Het was thuis.
V: Waar was thuis?
A: In het huis op Curaçao.
V: Wat kun je inhoudelijk vertellen over het misbruik?
A: Ik was thuis en lag te slapen. ’s Nachts ging mijn slaapkamerdeur open en kwam [verdachte] binnen. Hij deed zijn hand tussen mijn benen en begon te voelen. Ik merkte dit. Ik werd er wakker van. Ik vroeg aan hem wat hij aan het doen was. Ik hoorde dat hij zei dat hij mijn hechtingen aan het controleren was. [verdachte] is toen weer snel van mijn slaapkamer weggegaan. Ik vond het gedrag van [verdachte] raar. Op de plaats waar hij voelde zaten namelijk geen hechtingen. Die zaten een stuk hoger.
V: Waar voelde [verdachte] dan precies?
A: Tussen mijn benen bij mijn vagina.
V: Waar zat hij aan je vagina?
A: Hij zat onder meer aan mijn schaamlippen en clitoris.
V: Wat deed hij dan bij je schaamlippen?
A: Er overheen wrijven.
A: Toen ik bij [verdachte] ging wonen, in het huis van [vriend verdachte] , vonden er weer seksuele handelingen plaats tussen [verdachte] en mij.
V: Wat gebeurt er dan in het huis van [vriend verdachte] ?
A: Ik zat toen in de zesde klas. Ik was toen 11 jaar oud. Ik werd nog erger gepest dan toen ik in de vijfde klas zat. Ik wilde daarom niet meer naar school. Daar is het toen mee begonnen. Ik moest toen niet alleen met mijn hand, maar ook met mijn mond.
V: Hoe ging dat in zijn werk?
A: Wij zaten toen op de bank tv te kijken. Ik moest van [verdachte] naar bed, omdat ik de volgende dag naar school toe moest. Ik wilde niet naar school en ik werd verdrietig. [verdachte] zei dat als ik niet naar school wilde, hij wel een idee had. Uiteindelijk had ik met mijn hand zijn penis vast toen hij zei dat ik zijn penis in mijn mond moest nemen. [verdachte] zei: “doe maar alsof het een lolly is”. Ik heb dat toen gedaan, net zo lang tot hij zei dat het genoeg was. Ik hoefde toen niet naar school van hem.
V: Hoe lang hebben jij en [verdachte] gewoond in het huis van [vriend verdachte] ?
A: In de zomervakantie waarin ik 12 jaar oud werd, zijn [verdachte] en ik verhuisd naar het huis dat op loopafstand van mijn school lag. [moeder verdachte] , is toen bij ons komen wonen. De wijk waarin wij woonden heet Mahaai
(het hof begrijpt: Mahaai, Willemstad op Curaçao).
V: Wat is er in het huis bij de school gebeurd op seksueel gebied tussen jou en [verdachte] ?
A: Ik kan me herinneren dat ‘het’ daar is gebeurd.
V: Wat bedoel je met ‘het’?
A: Dat ik hem moest aftrekken.
V: Wat kun je vertellen over die ene keer?
A: Het was ’s nachts. [moeder verdachte] was op haar eigen slaapkamer. [verdachte] legde mijn hand op zijn penis. Ik wist wat ik moest doen, wat van mij verwacht werd.
V: Hoe oud was je toen?
A: Ik was 12 jaar oud.
A: Ik ben naar Nederland gegaan. Dat was in december 2005.
V: Hoe gaat het dan verder?
A: Oma heeft [verdachte] opgebeld en hem een beetje gesmeekt om naar Nederland te komen, omdat ik anders in een pleeggezin geplaatst zou worden.
V: Hoe oud was jij toen?
A: Volgens mij was ik toen 13 jaar.
V: Wat gebeurt er dan verder?
A: [verdachte] kwam naar Nederland. Ik mocht bij hem wonen. Wij woonden eerst in Rotterdam in een woning die was gehuurd door [neef verdachte] . Het was ergens in Rotterdam-Zuid.
V: Hoe zit het dat op dat moment met het misbruik?
A: Dat gebeurde op dat moment weinig.
V: Wat bedoel je met weinig?
A: Met weinig bedoel ik ongeveer één keer in de twee weken. Ik moest hem dan aftrekken.
V: Waar gebeurde dat dan?
A: Wij sliepen op één kamer. Op die kamer lagen twee matrassen naast elkaar tegen de grond. ’s Avonds als wij allebei op een matras lagen, gebeurde het.
V: Hoe ging dat dan in zijn werk?
A: Eigenlijk zoals het altijd ging. Hij legde zijn hand op mijn penis. Ik wist dat als hij mijn hand op zijn penis legde dat het weer zover was. Ik moest hem dan aftrekken.
V: Hoe lang woonden jullie in het appartement van [neef verdachte] ?
A: Ik kon in augustus/september 2006 beginnen op [school] in Eindhoven. Na enkele weken had [verdachte] een huis in Eindhoven op tien minuten loopafstand van [school] . Dat huis was een flatwoning.
V: Wat gebeurde er op seksueel gebied tussen jou en [verdachte] in deze flatwoning?
A: Aanvankelijk woonden wij, [verdachte] en ik, daar met zijn tweeën. In de tijd dat [verdachte] en ik daar alleen woonden is het op seksueel gebied voor het eerst verder gegaan dan pijpen en aftrekken. Die avond was het anders dan alle andere keren dat het al gebeurd was. Toen ik bezig was, ging het verder. Hij zei: “Je mag ook wel verder gaan”. Hij legde dat stap voor stap uit. Op een gegeven moment moest ik bovenop hem gaan zitten. Hij hielp toen om zijn penis bij mij naar binnen te brengen. Met zijn begeleiding begon ik toen op en neer te bewegen. Het lukte allemaal niet zo goed. Hij nam het toen meer over. Het begon dus met aftrekken en pijpen, waarna ik op hem moest gaan zitten.
V: Wat voor een bed stond er op de slaapkamer van [verdachte] ?
A: Een Ikea-bed. Een bed met randen aan de zijkant, kleur donkerbruin.
A: Hij heeft zijn penis vastgepakt en zijn penis in mijn vagina geduwd.
V: Je verklaart misbruikt te zijn door [verdachte] . Welke keer heeft hierbij de meeste indruk gemaakt op je, heeft je het meest geraakt?
A: In het huis op Curaçao, ik bedoel dan het huis tegenover de school dat ligt aan [adres] . Ik moest een keer naar zijn kamer komen. Ik werd toen vastgebonden op bed. Ik raakte hierdoor in paniek. Ik voelde mij ook niet zo lekker, omdat ik wat gedronken had. Ik moest toen overgeven. Het braaksel kwam over mezelf heen en over het bed. Hierna werd ik losgemaakt door [verdachte] . Ik ging toen naar mijn slaapkamer, omdat ik dacht dat ik niets meer hoefde te doen. Een paar minuten later, ontving ik een sms-bericht van [verdachte] . Hij schreef dat ik naar hem toe moest komen, omdat ik nog niet klaar was. Ik ben toen naar [verdachte] gegaan en ik heb hem even gepijpt. Ik heb hem toen verder afgetrokken.
V: Waarmee bond hij jou vast?
A: Met handboeien. Het waren zilverkleurige handboeien.
V: Van wie waren die handboeien?
A: Misschien zijn ze wel van mijn moeder geweest.
V: Waarom zouden ze ook van je moeder kunnen zijn geweest?
A: Ik heb een keer, toen ik jong was, sekspeeltjes en handboeien bij haar gevonden.
V: Waar maakte [verdachte] jou aan vast?
A: Aan de bovenkant van het bed, het gedeelte dat zich achter je hoofd bevindt.
V: Hoe zag het bed eruit?
A: Het was hetzelfde bed als het bed in Eindhoven. Het is gebeurd toen wij vanuit België verhuisd waren naar Curaçao. Ik weet nog dat ik toen net 17 jaar oud was.
V: Hoe vaak heb jij [verdachte] moeten pijpen?
A: Over een periode van tien jaar lang, meerdere keren per week. Voor aftrekken geldt hetzelfde.
V: Hoe vaak heb jij echte seks, dus penetratie met zijn penis in jouw vagina met hem gehad?
A: Dat is twee keer gebeurd. Een keer in België en één keer in Eindhoven.

3.

Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant: [4]
Op 4 juni
(het hof begrijpt: 4 juni 2014)meldde [slachtoffer] dat zij een telefoongesprek had gehad met [verdachte] . [slachtoffer] verklaarde dat het gesprek had plaatsgevonden op 23 mei 2014.
Het gesprek werd door [slachtoffer] opgenomen en beschikbaar gesteld aan mij.
Hieronder weergegeven het uitgewerkte telefoongesprek.
K: [slachtoffer]
N: [verdachte]
(…)
N: Maar goed, jij wou mij spreken.
K: Ja.
N: Het enige wat ik weet, is dat jij mij achter slot en grendel wilt hebben, dat je mij in de tralies wilt hebben of weet ik veel wat dus.
K: Hoezo dat?
N: Eh... aangifte wou je gaan doen tegen mij en eh... dus ja.
(…)
N: Ja nou, dat is wat ik eh gehoord en gelezen heb. Want ik begrijp er allemaal niks van, dat je geen contact meer met mij wou hebben en ik zat te zoeken waarom, want wij hadden een vrij goed contact (...). Een dag voor oud en nieuw, kreeg ik iets te lezen, waarvan ik denk. Zo, wauw! En ik denk van ok, als dat is wat het is, ja, dan houdt het op. (…) Maar het hele verhaal klopt dus niet?
K: niet dat ik aangifte ging doen of ga doen.
N: Nou ja, dat is wel wat ik gelezen heb.
(…)
K: Er waren wel dingen die mij stoorden. Dat klopt wel.
N: Maar waarom heb jij nooit met mij gesproken over dingen die jou stoorden? Ik heb je nog heel vaak aan de telefoon (…) gevraagd van luister is er iets wat je wilt bespreken, wil je mij iets zeggen eh... heb ik jou op de een of andere manier pijn gedaan (…). Daarna moest ik van anderen horen dat je me achter slot en grendel wou zien. Ik was het vreselijkste monster dat jij ooit kende. (…) Ik krijg van alles via via te horen en ze komen mij aanvallen met verhalen (…).
K: (…) Ik snap gewoon niet waarom die dingen zijn gebeurd zeg maar en ja…
(…)
N: (…) weet je wat het is
(enkele woorden onverstaanbaar)(…) ik merk wanneer mensen mij anders benaderen over bepaalde onderwerpen proberen te onderduiken (
het hof begrijpt: ontduiken), dus ik wist eigenlijk al. Vrij lang hoe of wat, maar ik denk, maar ja, zolang ik niks van jou hoor en nadat ik bericht heb gehad van aangifte en oma heeft je ook aangespoord om aangifte te doen (…).
K: Ja.
N: (…) Maar goed, wat nu?
K: Dat weet ik niet.
N: want om allerlei dingen te gaan bespreken over de telefoon, ja daar voel ik heel weinig voor. Ik hou van die dingen
face to face.
K: Ja, maar dat is voor mij een stuk moeilijker en dat weet je zelf ook wel, daarom is het nooit besproken.
N: Nou, dan schrijf je het voor mijn part op papier ofzo of eh... Ik weet niet wat. Zeg maar wat jij wilt. Ik heb geen idee.
K: Het enige wat ik eigenlijk wil weten is. Waarom zijn die dingen gebeurd?
N: Ik heb geen idee wat je nou allemaal precies bedoelt maar eh…
K: De seksuele dingen bedoel ik dan want ehm...ja.
N: Nou, ik weet niet exact wat jij, daarom zeg ik deze dingen. Ik weet niet of het verstandig is om dit allemaal door de telefoon te gaan bespreken want, ik heb eh… heel weinig wat dat. Nee, jij wilt mij niet zien, ik wil geen dingen bespreken door de telefoon. (…) Ik ga hier echt niet lopen verkondigen dat ik de perfecte vader of vaderfiguur of wat dan ook ben geweest, dat weten we allebei. We hebben goede tijden gehad, we hebben slechte tijden gehad. Maar we hebben, de dingen zijn gelopen, zoals ze zijn gelopen, eh mijn fouten probeer ik niet goed te praten (…).
K: ja (
huilend).
N: (…) Ik vind het jammer hoe alle dingen gelopen zijn. En daar ben jij niet alleen fout van, daar ben ik ook, ik heb mijn fouten ook. En ik probeer ook helemaal niks goed te praten, of niks weg te stoppen of wat dan ook. Maar ja, het zal allemaal wel zijn reden hebben. Ik ben in ieder geval blij om te horen dat het redelijk goed met je gaat (
een snikkende/huilende [slachtoffer] is hoorbaar).
(…).
4.
Een proces-verbaal van verhoor voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] afgelegde verklaring van [getuige 1] : [5]
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
“V: Hoe lang ken jij [slachtoffer] ?
A: Ongeveer 9 jaar.
V: Ongeveer 9 jaar. Dan spreken we over 2004/2005 ongeveer.
A: Dat zou best kunnen.
V: Ze liep weg en je hebt het gevoel dat ze het je toen heeft willen vertellen. Maar [verdachte] was inmiddels bij haar gekomen. Je mocht geen contact met haar opnemen. Jullie hadden toch stiekem contact samen. En je zei, toen heeft ze ‘het’ verteld. Wat bedoel je met ‘het?
A: Dat [verdachte] dingen met haar doet. Hij haar aanraakte enzo. Dat hij haar in een soort van positie zet van, als je dit niet doet, dan gooi ik je het huis uit.
V: Kun je daar iets specifieker over zijn? Als je ‘dit’ niet doet en ‘aanraakt’ enzo. Wat is dan aanraken?
A: Ja, ik weet niet of ze zoveel woorden had gebruikt. Maar daardoor werd het wel duidelijk van, oké, er gebeuren dingen die niet moeten gebeuren.
V: Waar dacht je aan?
A: Het werd mij duidelijk dat het om seksueel misbruik ging. Dat was wel duidelijk.
V: Je zei dat het voor jou wel duidelijk was dat het om seksueel misbruik ging. Maar ze heeft niet zoveel woorden gebruikt. Je zei, de rest heeft ze me eigenlijk later verteld.
A: Ja, dat was toen hier. Toen ik weer in Nederland was. Tenminste….ja want toen ik nog op Curaçao zat, toen werd het ook wel verteld. Maar weer niet zo duidelijk van “ik moest hem pijpen” ofzo. Dat was hier, toen we bij elkaar waren en we persoonlijk konden praten.
V: Op welk moment is het geweest dat ze het echt duidelijk aan je verteld heeft?
A: Toen ik hier net was.
V: Welk jaar bedoel je dan?
A: 2012.
V: Wat heeft [slachtoffer] jou dan precies verteld over wat er gebeurd is tussen haar en haar stiefvader
(het hof begrijpt: verdachte)?
A: Twee jaar geleden had ze me wat details gegeven en toen vroeg ik door. Ze had het erover dat ze tien was ofzo. Dan pakte hij haar hand om in zijn broek te stoppen. En naarmate ze ouder werd, was het ook…ja…pijpen eigenlijk. Dan vertelde ze mij: “elke keer als ik wat wou, moest ik eerst wat doen voor hem”. En daarmee bedoelde ze het pijpen.
V: Hoe was [slachtoffer] onder het misbruik? Emotioneel gezien, zeg maar? Bijvoorbeeld op het moment dat ze jou hierover in Nederland vertelde?
A: Ze had er moeite mee. Huilen sowieso. Als ze aan dit soort dingen denkt, begint ze te trillen met haar benen. Heel emotioneel huilen en overkomen van “het gebeurt en ik weet niet wat ik moet doen”.
5.
Een proces-verbaal voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] afgelegde verklaring van [getuige 2] : [6]
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
Vertel wat je weet.
A: Toen ik een relatie met [slachtoffer] had, kreeg ik hints dat er iets mis is, dus ik ging een beetje zoeken en kwam erachter dat wanneer het over seksuele mishandeling (
het hof begrijpt: seksueel misbruik)gaat, ik een verandering in haar gedrag zie. Ik had gezegd dat ik al wist wat er gebeurde. Toen begon ze me een paar dingen te vertellen. Ze belde mij, nadat het gebeurd was. Huilend vertelde ze met wat er gebeurd was bij seksuele mishandeling. Volgens haar, was het een soort
payment, laten we zeggen dat hij voor haar zorgde. Ze voelde zich verplicht het te moeten doen. Ze vertelde me dat het vanaf haar tiende jaar begon. Na een operatie.
V: Wanneer heb jij haar leren kennen?
A: Maart 2010 begon ik met haar te praten. In mei 2010 kregen we een relatie.”
6.
Een proces-verbaal van verhoor voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van [verbalisant 1] en [verbalisant 6] afgelegde verklaring van [getuige 3] : [7]
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
“V: Hoe heb je [slachtoffer] leren kennen?
A: Ik ken haar van Curaçao.
V: Wat voor een relatie hebben jullie gehad?
A: Een romantische relatie. We waren 11 maanden samen.
V: Van wanneer tot wanneer was dit?
A: Ongeveer 3 jaar geleden. Dus 2011 denk ik. Het eindigde in februari 2012.
V: [slachtoffer] heeft bij ons aangifte gedaan van seksueel misbruik. Wat weet jij hiervan?
A: Toen ze op Curaçao was, zei ze dat iets wilde vertellen. Het was als ze iets van [verdachte] nodig had, geld moest hebben ofzo, dat hij daar misbruik van maakte.
V: Vanaf wanneer vond het misbruik plaats?
A: Het gebeurde al voordat ik haar leerde kennen.
V: Hoe maakte hij dan misbruik van haar?
A: Ik weet dat het seksueel misbruik was.
V: Wanneer vertelde ze dit aan jou?
A: Volgens mij toen we vijf maanden iets hadden ofzo. Ze vertelde me dit in Nederland.
V: Wat heeft [slachtoffer] precies aan je verteld?
A: Dat zij niet zijn echte dochter was. En dat hij daar misbruik van maakte en zei dat hij haar in de steek zou laten als hij niet kreeg van haar, wat hij nodig had. Zo werd ze gedwongen om het te doen eigenlijk.
V: Heb je ooit iets gemerkt?
A: Er waren bepaalde dingen die ze niet kon of wilde doen, omdat ze dan aan haar vader
(het hof begrijpt: verdachte)moest denken. Als het om orale seks ging bijvoorbeeld. Als ze dat zou geven dan werd ze emotioneel en kon ze dit niet doen.
7.
Een proces-verbaal voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] afgelegde verklaring van verdachte: [8]
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
“V: Meneer [verdachte] . U wordt verdacht van seksueel misbruik van [slachtoffer] .
V: Ik denk dat u daarvan op de hoogte bent gesteld?
A: Ik wist…kijk er zijn geruchten al lang tevoren aan de gang. Ik heb haar zelf vantevoren ook nog aan de telefoon gehad.
A: Van oma van haar moeders kant, werd mij bijna smekend gevraagd of ik naar Nederland wil komen en kijken wat ik kan doen om te zorgen dat [slachtoffer] niet uit huis geplaatst zou worden.
Ik heb de auto verkocht, zodat ik geld had om naar Nederland te gaan. Ik heb toen gesprekken gehad met de kinderbescherming volgens mij. Het is allemaal via jeugdzorg/pleegzorg gegaan. Zodoende is [slachtoffer] bij mij terecht gekomen.
V: Tot hoe lang heb je de zorg gehad over [slachtoffer] ?
A: Ik heb de zorg gehad tot haar achttiende.”
8.
De ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 26 maart 2015 afgelegde verklaring van verdachte voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende: [9]
Ik kan mij herinneren dat [slachtoffer] aan haar blinde darm is geopereerd. Ik heb inderdaad haar hechtingen gecontroleerd. Ik woonde toen op Curaçao.
We hebben spullen van haar moeder meegenomen. Daar zouden handboeien bij gezeten kunnen hebben.
Ik had een Ikea-bed met bruine randen.
9.
Een geschrift, zijnde een kopie van een geboorteakte voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt: [10]
Op zes juli negentienhonderd drieënnegentig is geboren: [slachtoffer] .
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
B.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft de raadsman - zakelijk weergegeven - ten verweer betoogd dat aangeefster [slachtoffer] de enige directe bron is waaruit blijkt dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Daarmee is niet voldaan aan het in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering neergelegde bewijsminimum.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat er redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster. De raadsman heeft in dit verband (onder meer) verwezen naar de stellige ontkenning van verdachte en dat het gedrag van aangeefster richting verdachte niet past bij een persoon die jarenlang seksueel is misbruikt door haar pleegvader.
B.1
Het hof overweegt als volgt.
Volgens het tweede lid van artikel 342 Wetboek van Strafvordering - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
B.2
Het hof heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster, voor zover tot het bewijs gebezigd (zie bewijsmiddelen 1 en 2). Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid en juistheid van deze verklaringen heeft het hof het navolgende betrokken.
i.
Aangeefster heeft uitgebreid en gedetailleerd verklaard over de plaatsen waar zij - het merendeel van de tijd met verdachte - heeft gewoond en over belangrijke gebeurtenissen in haar leven. Over de seksuele handelingen heeft aangeefster - meer in het algemeen - verklaard dat bepaalde handelingen (aftrekken en pijpen) op frequente basis plaatsvonden gedurende vrijwel de gehele periode dat zij bij verdachte verbleef. Van een aantal specifieke seksuele handelingen beschrijft zij zeer gedetailleerd waar, wanneer en onder welke omstandigheden die hebben plaatsgevonden.
Deze verklaringen van aangeefster - voor zover tot het bewijs gebezigd - zijn in de kern consistent. Dat zij wellicht op detailniveau uiteenlopen, geeft het hof geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid of de juistheid van de door haar afgelegde verklaringen, nu deze verschillen van ondergeschikte aard zijn.
ii.
Aangeefster heeft al (ruim) voordat zij heeft besloten om aangifte te doen bij de politie aan meerdere personen, in meer of minder uitgebreide vorm, verteld dat zij seksueel is misbruikt door verdachte (zie bewijsmiddelen 4 tot en met 7). Hetgeen deze personen van aangeefster hebben gehoord over het seksuele misbruik is consistent met hetgeen zij ten overstaan van de politie heeft verklaard (onder andere ten aanzien van wanneer het misbruik is begonnen, welke handelingen zij moest plegen en op welke manier zij daartoe werd gedwongen). Daarnaast verklaren deze getuigen dat aangeefster, toen zij ten overstaan van hen haar verhaal deed, zichtbaar geëmotioneerd was.
iii.
De verklaringen van aangeefster vinden steun in overige bewijsmiddelen (zie hierna onder B.3).
B.3
Het hof is voorts van oordeel dat in het onderhavige geval niet kan worden gezegd dat de tot het bewijs gebezigde verklaringen met als directe bron aangeefster (bewijsmiddelen 1 en 2 en 4 tot en met 7) onvoldoende steun vinden in het overige bewijsmateriaal. Het hof neemt hierbij - in onderlinge (tijds)verband en samenhang bezien - het navolgende nadrukkelijk in aanmerking.
i.
Na de aangifte heeft aangeefster gebeld met verdachte. Uit de weergave van dit telefoongesprek (zie bewijsmiddel 3) blijkt dat verdachte ervan op de hoogte was dat aangeefster aangifte heeft gedaan of zou gaan doen. Tijdens het gesprek heeft aangeefster gevraagd aan verdachte waarom de seksuele dingen in haar verleden hebben plaatsgevonden. Verdachte ontkent niet dat er iets heeft plaatsgevonden en zegt evenmin dat hij geen idee heeft waarover ze het heeft, maar zegt dat hij het niet verstandig vindt om daarover over de telefoon te spreken. Allerlei andere onderwerpen worden echter wel over de telefoon besproken. Tevens benoemt verdachte expliciet dat hij fouten in het verleden heeft gemaakt.
De verklaring van verdachte bij de rechtbank dat hij bij “seksuele dingen” dacht dat dit te maken had met de seksuele ervaringen die aangeefster met vier andere personen heeft gehad, schuift het hof als onaannemelijk terzijde. Ook zijn verklaring dat hij met fouten in het verleden doelde op de vele verhuizingen met aangeefster, acht het hof niet aannemelijk.
Uit het verloop van het gesprek blijkt geenszins dat gedoeld werd op andere seksuele dingen of fouten in het verleden dan het seksuele misbruik dat heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster.
ii.
De ex-vriend van aangeefster, [getuige 3] heeft gedrag waargenomen dat steun biedt aan de verklaringen van aangeefster. Immers, [getuige 3] heeft verklaard dat aangeefster hem geen orale seks kon geven, omdat ze dan aan verdachte moest denken. Aangeefster werd dan emotioneel en kon dit niet doen (bewijsmiddel 6). Op dat moment, eind 2011/begin 2012 vond het seksuele misbruik door verdachte nog plaats (p. 38).
iii.
De eerder genoemde concrete context waarin een aantal seksuele handelingen hebben plaatsgevonden wordt bevestigd door het steunbewijs (zie bewijsmiddelen 1, 2 en 8). Het hof wijst in dit verband op de verklaring van verdachte dat hij de hechtingen van aangeefster heeft gecontroleerd (zijnde het incident waarmee het seksuele misbruik is begonnen), er handboeien van de moeder van aangeefster in huis kunnen zijn geweest (daarmee is aangeefster vastgebonden aan een bed, waarna zij kort daarna seksuele handelingen moest verrichten) en hij een Ikea-bed met bruine randen heeft gehad (daaraan is aangeefster vastgebonden en daarop hebben seksuele handeling plaatsgevonden in ieder geval in Eindhoven en op Curaçao).
B.4
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden, een en ander in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien ook met hetgeen overigens uit de bewijsmiddelen naar voren komt, acht het hof, anders dan door de verdediging is betoogd, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Hetgeen door de verdediging overigens is aangevoerd, doet aan het voorgaande niet af. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die zouden moeten leiden tot andere oordelen dan hiervoor gegeven.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
ontucht plegen met zijn pleegkind, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte gedurende een periode van zeven jaar aangeefster heeft misbruikt (onder meer) door twee keer vleselijke gemeenschap met haar te hebben en door zich frequent door haar te laten aftrekken en pijpen. Aangeefster leefde in de bewezen verklaarde periode bij verdachte als ware zij zijn dochter; op enig moment is zij zijn pleegdochter geworden. Verdachte heeft moedwillig misbruik gemaakt van het feit dat aangeefster van hem afhankelijk was en dat hij een psychisch overwicht over haar had. Hij heeft volledig miskend dat zij juist bescherming van hem behoefde en had mogen rekenen op die bescherming. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met het slachtoffer en heeft alleen gedacht aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften.
Zoals blijkt uit de slachtofferverklaring is een grote inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt. Zij heeft jarenlang in tweestrijd gestaan omdat verdachte enerzijds degene - en in sommige periodes zelfs de enige - was die voor haar zorgde, maar anderzijds ook degene was die haar stelselmatig heeft misbruikt. Aangeefster worstelt tot op de dag van vandaag met de impact van het jarenlange misbruik. Door haar verleden wordt zij ernstig belemmerd in haar intermenselijke relaties en haar deelname aan het maatschappelijke verkeer.
Gelet op de aard, ernst en duur van de bewezen verklaarde feiten en de gevolgen voor het slachtoffer kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf, die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van lange duur met zich brengt.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte – voor zover die uit het onderzoek ter terechtzitting zijn gebleken - en het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Tevens houdt het hof rekening met de omstandigheid dat uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 december 2015 blijkt dat hij eerder onherroepelijk door de strafrechter is veroordeeld, zij het voor andersoortige feiten.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of kortere straf dan de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.699,65 (€ 16.000,- aan immateriële schade, € 1.883,05 aan materiële schade en € 2.959,60 aan kosten rechtsbijstand), met toekenning van de wettelijke rente. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij heeft zich bij brief d.d. 7 december 2015 opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering van de benadeelde partij bestaat, zoals blijkt uit de toelichting van de raadsman van de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep, voor wat betreft de schade ten bedrage van € 20.699,65, uit de volgende onderdelen:
a. immateriële schade: € 16.000,00
b. medische kosten: € 804,45
c. reiskosten € 75,60
d. toekomstige kosten € 860,00
e. kosten rechtsbijstand
€ 2.959,60 +
€ 20.699,65
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij inhoudelijk niet betwist. Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, als gevorderd onder de a tot en met d genoemde posten. Verdachte is tot vergoeding van die schades gehouden zodat de vordering tot die bedragen toewijsbaar zijn.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de wettelijke rente toewijsbaar, met uitzondering van de post die betrekking heeft op toekomstige kosten. Het hof acht het redelijk en billijk ten aanzien van de immateriële schade de wettelijke rente toe te kennen vanaf 5 juli 2011, zijnde de laatste dag van de bewezen verklaarde periodes. Gelet op de declaraties zoals deze bij de vordering zijn gevoegd acht het hof het voorts redelijk en billijk om de wettelijke rente toe te kennen op navolgende data voor de verschillende kostenposten, te weten de medische kosten vanaf 5 maart 2015 en reiskosten vanaf 28 januari 2014.
Voorts zal het hof verdachte veroordelen in de kosten voor rechtsbijstand. Het hof zal het primair gevorderde bedrag aan kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 2.959,60 echter niet (geheel) toewijzen.
Het hof overweegt dat aangezien de kantonrechter bevoegd is te oordelen over vorderingen als de onderhavige (dagvaardingszaken tot ten hoogste € 25.000,-) aansluiting wordt gezocht bij de tarieven in de “Staffel buitengerechtelijke incassokosten en salarissen in rolzaken kanton”. Bij een vordering tussen € 10.000,- en € 20.000,- wordt in de regel € 300,- per punt als salaris toegekend. De benadeelde partij komt in dit verband twee punten toe: één punt voor het door haar advocaat indienen van de vordering en één voor de aanwezigheid van haar advocaat ter terechtzitting in eerste aanleg.
Voor de rechtsgang in hoger beroep zoekt het hof aansluiting bij het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven. Daarbij geldt ten aanzien van een “principaal appel van sector kanton op hof” het tarief als bij “principaal appel van rechtbank op hof”, te weten een tarief van € 894,- per punt in zaken met een geldswaarde van de hoofdsom tussen de € 10.000,- en € 20.000,-. De benadeelde partij komt één punt toe, namelijk voor de aanwezigheid van haar advocaat ter terechtzitting in hoger beroep.
Op basis van het voorgaande wijst het hof een bedrag van € 600,- (eerste aanleg) plus een bedrag van € 894,- (hoger beroep) aan proceskosten toe. Het hof zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die tot een hogere vergoeding nopen. De proceskosten, die ten laste van de verdachte zullen worden gebracht, worden daarom tot op heden begroot op € 1.494,-.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 244, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 17.740,05 (zeventienduizend zevenhonderdveertig euro en vijf cent) bestaande uit € 1.740,05 (duizend zevenhonderdveertig euro en vijf cent) aan materiële schade en € 16.000,00 (zestienduizend euro) aan immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding deels vermeerderd wordt met de wettelijke rente:
- over een bedrag van € 16.000,00 met ingang van 5 juli 2011;
- over een bedrag van € 75,60 met ingang van 28 januari 2014;
- over een bedrag van € 804,45 met ingang van 5 maart 2015;
telkens tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 1.494,00 (duizend vierhonderdvierennegentig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 17.740,05 (zeventienduizend zevenhonderdveertig euro en vijf cent) bestaande uit € 1.740,05 (duizend zevenhonderdveertig euro en vijf cent) materiële schade en € 16.000,00 (zestienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
123 (honderddrieëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schades deels vermeerderd wordt met de wettelijke rente:
- over een bedrag van € 16.000,00 met ingang van 5 juli 2011;
- over een bedrag van € 75,60 met ingang van 28 januari 2014;
- over een bedrag van € 804,45 met ingang van 5 maart 2015;
telkens tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. H. Eijsenga en mr. P.M. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl, griffier,
en op 9 maart 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, gezamenlijke recherche met OPS-dossiernummer 2013179571, gesloten op
2.Zie het proces-verbaal van informatief gesprek zeden d.d. 17 januari 2015, p. 9-20.
3.Zie het proces-verbaal van aangifte d.d. 22 februari 2014, p. 23-42.
4.Zie het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juli 2014, p. 140-144 van het proces-verbaal.
5.Zie het proces-verbaal van verhoor d.d. 5 maart 2014, p. 51-63.
6.Zie het proces-verbaal van verhoor d.d. 18 april 2014, p. 68-77.
7.Zie het proces-verbaal van verhoor d.d. 20 mei 2014, p. 100-102.
8.Zie het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2014, p. 145,148 en 150
9.Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 26 maart 2015, p. 2-4.
10.Het geschrift, zijnde een kopie van een geboorteakte d.d. 7 juli 1993, p. 44.