ECLI:NL:GHSHE:2017:1

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 januari 2017
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
200 164 731_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardebepaling van onrechtmatig verwijderde roerende zaken in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep van een appellant tegen meerdere geïntimeerden over de waardebepaling van onrechtmatig verwijderde roerende zaken. De procedure is een vervolg op eerdere tussenarresten en een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.P.G.M. Gorgels, betwist de afvoer van bepaalde goederen door de geïntimeerden, die werden vertegenwoordigd door advocaat R. Teerink. De appellant stelt dat er waardevolle spullen zijn verwijderd en eist dat de geïntimeerden alle foto’s van de verwijderde zaken in het geding brengen. Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de antwoorden van de geïntimeerden op vragen die in een eerder tussenarrest waren gesteld. Het hof oordeelt dat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd dat er meer spullen zijn verwijderd dan die op de overgelegde foto’s zijn afgebeeld. De vordering van de appellant om de geïntimeerden te veroordelen tot het verstrekken van aanvullende bewijsstukken wordt afgewezen. Het hof is voornemens een deskundige te benoemen om de schade te begroten, waarbij de waarde van de afgebeelde spullen op de foto’s als uitgangspunt zal dienen. De uitspraak van het hof is gedaan op 3 januari 2017, waarbij de zaak naar de rol is verwezen voor verdere akte.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.164.731/01
arrest van 3 januari 2017
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. M.P.G.M. Gorgels te Waalwijk,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[geïntimeerde 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: R. Teerink te Tilburg,
geïntimeerden sub 1 tot en met sub 3,
hierna aan te duiden als [geintimeerden 1 t/m 3] ,
4.
[geïntimeerde 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde sub 4,
niet verschenen,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 7 april 2015 en 30 augustus 2016 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg onder zaaknummer 2636123 CV EXPL 13-10904 gewezen vonnis van 22 oktober 2014.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 30 augustus 2016;
  • de akte na tussenarrest van [geintimeerden 1 t/m 3] , met een productie met nummer 14;
  • de antwoordakte na tussenarrest van [appellant] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1.1. Bij laatstgenoemd tussenarrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen, ter beantwoording door [geintimeerden 1 t/m 3] van de onder r.o. 6.14 van dat arrest door het hof gestelde vragen.
9.1.2. Het hof geeft de beantwoording van de vragen door [geintimeerden 1 t/m 3] hieronder weer, voor zover relevant.
Op vraag a is geantwoord dat, anders dan geschreven in de e-mail van 6 februari 2011, geen foto’s van coderingen zijn gemaakt en dat de spullen betreffende de wasserij zoals [geintimeerden 1 t/m 3] die bij de ontruiming hebben aangetroffen, zichtbaar zijn op de foto’s 4 en 19, productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie, terwijl enkele kabels zichtbaar zijn op de foto’s 7, 8 en 10. Andere foto’s dan die bij conclusie van antwoord in conventie in het geding zijn gebracht zijn door hen niet gemaakt en derhalve ook niet in bezit van [geintimeerden 1 t/m 3]
Op vraag b hebben [geintimeerden 1 t/m 3] geantwoord dat alle gemaakte foto’s bij conclusie van antwoord in conventie in het geding zijn gebracht. Nu alle gemaakte foto’s in het geding zijn gebracht kunnen zij geen andere foto’s in het geding brengen. Foto’s van een nieuwe waterrecyclingsintallatie, een onderkantwasser en een complete set knikborstels zijn, anders dan [appellant] heeft beweerd, niet gemaakt. [geintimeerden 1 t/m 3] betwisten dat deze zaken aanwezig waren.
Op vraag c is geantwoord dat [geintimeerden 1 t/m 3] alle aangetroffen spullen, zoals die waarneembaar zijn op de foto’s hebben laten afvoeren. [geintimeerden 1 t/m 3] heeft [klussenbedrijf] het oud ijzer apart laten houden, omdat dit nog enige waarde had. Dit heeft € 826,00 opgeleverd. De andere spullen zijn afgevoerd naar de stort.
9.1.3. Bij antwoordakte na tussenarrest betoogt [appellant] dat de geloofwaardigheid van [geintimeerden 1 t/m 3] is aangetast. Dit omdat [geintimeerden 1 t/m 3] in de e-mail van 6 februari 2011 heeft aangegeven dat er foto’s zijn van “spullen” betreffende de autowasserij die van “familie” naar de boerderij zijn gebracht, terwijl deze foto’s er blijkens de beantwoording van de vragen van het hof niet blijken te zijn. Volgens [appellant] betreft het foto’s van een nieuwe waterrecyclingsinstallatie, een nieuwe onderkantwasser en een set knikborstels.
Voorts stelt [appellant] dat hij er belang bij heeft dat [geintimeerden 1 t/m 3] worden veroordeeld alle foto’s in het geding te brengen inclusief de oorspronkelijke bestanden van de digitale camera en de digitale bronvermeldingen van de foto’s, om zo te kunnen (laten) beoordelen of de verstrekte set foto’s compleet en onversneden is en of er dus niet selectief een aantal foto’s is verstrekt, namelijk die foto’s waar niet de voor [appellant] meest waardevolle spullen op staan.
9.2.1. Het hof oordeelt als volgt. Anders dan [appellant] betoogt kan uit de beantwoording van de vragen door [geintimeerden 1 t/m 3] niet worden afgeleid dat in de e-mail van 6 februari 2011 is beweerd dat er foto’s van spullen betreffende een wasstraat waren die er thans niet blijken te zijn. [geintimeerden 1 t/m 3] wijzen op de foto’s 4 en 19 voor zover het de wasstraat betreft. [appellant] heeft niet betwist dat deze foto’s verwijderde wasserijmaterialen betreffen. Dat op de foto’s niet (ook) materialen (volgens [appellant] een nieuwe waterrecyclingsinstallatie, een nieuwe onderkantwasser en een set knikborstels) zijn te zien die volgens [appellant] bij de ontruiming zijn verwijderd, maakt de beantwoording niet ongeloofwaardig. Aan het voorgaande doet niet af dat, anders dan in de e-mail van 6 februari 2011 is geschreven, is geantwoord dat [geintimeerden 1 t/m 3] geen foto’s van coderingen hebben gemaakt.
9.2.2. [appellant] , op wie de bewijslast ter zake de door hem geleden schade rust, heeft gezien al het voorgaande, inclusief hetgeen is overwogen in het tussenarrest van 30 augustus 2016, onvoldoende onderbouwd dat andere spullen uit de boerderij zijn verwijderd dan die welke op de, als productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie, door [geintimeerden 1 t/m 3] overgelegde foto’s zijn afgebeeld. Zijn vordering om [geintimeerden 1 t/m 3] te veroordelen tot het verstrekken van de complete set foto’s van de zaken die bij de ontruiming zijn verwijderd zal, gezien voornoemde onvoldoende onderbouwing door [appellant] , worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de nadere uitwerking van die vordering als vermeld onder 9.1.3 hiervoor. Voor zover [appellant] met het in het geding brengen van het onder 9.1.3 vermelde slechts heeft bedoeld het hof te verzoeken van zijn bevoegdheid bedoeld in artikel 22 Rv gebruik te maken, wordt ook dat verzoek afgewezen, om dezelfde reden. Het hof wijst ook de vordering van [appellant] tot verstrekken van alle andere bescheiden dan voornoemde, waaruit de samenstelling van de vordering en de hoogte van de schade kan worden betaald (bedoeld zal zijn bepaald, hof) waaronder opbrengstspecificaties en eindbestemmingsopgave van de afgevoerde zaken af. [appellant] heeft niet voldoende betwist dat [geintimeerden 1 t/m 3] , naar zij reeds bij conclusie van dupliek in conventie hebben aangevoerd, niet over deze bescheiden beschikken.
9.2.3. Het hof is voornemens de schade zelf te begroten. Voor de begroting van de door [appellant] geleden schade dient de waarde van de spullen als afgebeeld op de foto’s, waarvan kopie is overgelegd als productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie, te worden vastgesteld.
9.2.4. [appellant] stelt zich op het standpunt dat aan hem de vervangingswaarde dient te worden vergoed.
9.2.5. [geintimeerden 1 t/m 3] betwisten - voor zover [appellant] de aanwezigheid van zaken met waarde zou aantonen - dat uitgegaan dient te worden van vervangingswaarde. Volgens [geintimeerden 1 t/m 3] dient te worden uitgegaan van de daadwerkelijke waarde. Het hof is van oordeel dat moet worden uitgegaan van de verkoopwaarde in het economisch verkeer.
9.2.6. Het hof acht op het punt van de waardebepaling van de op voornoemde foto’s afgebeelde materialen een deskundigenonderzoek noodzakelijk. Het onderzoek dient te worden verricht aan de hand van de foto’s en de toelichting van partijen.
Het hof is voornemens aan de te benoemen deskundige(n) de volgende vragen voor te leggen:
Wat was volgens u op 8 januari 2011 de verkoopwaarde in het economisch verkeer van de op de foto’s, overgelegd als productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie, afgebeelde zaken? Wilt u uw antwoord zoveel als mogelijk per zaak specificeren.
Zijn er op de foto’s kabels afgebeeld die zijn “aangevreten” en zo ja in hoeverre bepaalt dat de waarde op 8 januari 2011?
Zijn op de foto’s zaken afgebeeld die volgens u op 8 januari 2011 nog konden worden gebruikt voor gebruik eigen aan de zaak?
Wat acht u verder nog van belang om op te merken?
Ten behoeve van de deskundige merkt het hof reeds nu op, dat voornoemde conclusie van antwoord in conventie in het procesdossier is aangeduid als: Incidentele conclusie houdende beroep op onbevoegdheid en verzoek tot verwijzing tevens houdende conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie.
Wanneer een deskundige wordt benoemd dienen [geintimeerden 1 t/m 3] , indien de deskundige dit wenst, een kleuren kopie dan wel (indien de foto’s niet in kleur zijn) een duidelijkere zwart-witkopie van voornoemde foto’s te verstrekken. Aan de advocaat van [appellant] dient een gelijke kopie te worden verstrekt.
Indien de deskundige inzage wenst in het de originele foto’s (de foto’s die als productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie zijn overgelegd betreffen immers een kopie) dienen [geintimeerden 1 t/m 3] daaraan medewerking te verlenen, in welk geval in aanwezigheid van de deskundige ook inzage dient te worden verstrekt aan [appellant] . Voor zover [geintimeerden 1 t/m 3] niet meer over de originele foto’s zouden beschikken omdat zij deze aan [appellant] hebben toegezonden, geldt dat [appellant] , indien hij over de bedoelde originele foto’s beschikt, voornoemde medewerking aan de deskundige dient te geven, in welk geval in aanwezigheid van de deskundige ook inzage wordt verstrekt aan [geintimeerden 1 t/m 3] Hetgeen hiervoor is vermeld over het verstrekken van een kleurenkopie dan wel een duidelijker zwart-witkopie geldt in laatst genoemd geval voor [appellant] .
9.2.7. Het hof stelt partijen in de gelegenheid zich bij akte uit te laten over het aantal (het hof neemt aan dat één deskundige zal volstaan), de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - de persoon van de te benoemen deskundige(n).
Voorts kunnen partijen suggesties doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
9.2.8. Het hof is voornemens het voorschot op de kosten van de deskundige(n) voorshands ten laste van [appellant] , als eisende partij, art. 195 Rv, te brengen.
9.2.9. Ten aanzien van grief 5 oordeelt het hof dat [appellant] terecht heeft betoogd, dat - zo hij aannemelijk kan maken dat hij als gevolg van de ontruiming (enige) schade zou hebben geleden - deze schade niet reeds dient te worden afgewezen op grond van eigen schuld.
Maar, de stelling van [appellant] (randnummer 1.4 van de memorie van grieven) dat [geintimeerden 1 t/m 3] , omdat zij [appellant] in bewijsnood hebben gebracht, moeten bewijzen dat niet meer is verwijderd dan afgebeeld op de foto’s, passeert het hof. De omstandigheid van eventuele bewijsnood aan de zijde van [appellant] komt voor zijn rekening en risico. Door niet te voldoen aan zijn veroordeling tot ontruiming bij vonnis van 23 juni 2010 is de bewijsnood mede een gevolg van een omstandigheid die aan [appellant] dient te worden toegerekend.

10.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 31 januari 2017 voor akte aan de zijde van beide partijen gelijktijdig met het onder 9.2.7 vermelde doel. Geen antwoordakte.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, M.G.W.M. Stienissen en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 januari 2017.
griffier rolraadsheer