In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [appellante] voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank Limburg had eerder, op 27 december 2016, het verzoek van [appellante] afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 aanhef en sub c van de Faillissementswet, omdat niet voldoende aannemelijk was dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou kunnen nakomen. De rechtbank oordeelde dat [appellante] psychische problemen had en dat haar situatie onvoldoende stabiel was om een schuldsaneringstraject te doorlopen.
In hoger beroep heeft [appellante] betoogd dat zij inmiddels voldoende stabiel is en dat zij de nodige stappen heeft ondernomen om haar financiële situatie te verbeteren. Ze heeft ondersteuning van een bewindvoerder en haar partner, die zelf ervaring heeft met schuldsanering. Het hof heeft de argumenten van [appellante] en de verklaringen van haar behandelaars in overweging genomen. Het hof concludeert dat de psychosociale problematiek van [appellante] nu beheersbaar is en dat zij in staat is om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het verzoek van [appellante] tot toelating tot de schuldsaneringsregeling toegewezen. Het hof heeft daarbij opgemerkt dat [appellante] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat is om haar schulden te betalen en dat zij te goeder trouw is geweest in de vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek. De griffier van het hof is opgedragen om de rechtbank Limburg te informeren over deze uitspraak, zodat de benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder kan plaatsvinden.