In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het vaderschap en de achternaam van een minderjarig kind. De zaak betreft een geschil tussen de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Tilburg en de vrouw, die de moeder van het kind is. De ambtenaar weigerde de achternaam van de vader op de geboorteakte op te nemen, omdat hij twijfels had over de identiteit en nationaliteit van de vader. De rechtbank had eerder het vaderschap van de man vastgesteld, maar de ambtenaar betwistte de Somalische nationaliteit van de man en stelde dat de identiteit niet voldoende was aangetoond.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2016 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de ambtenaar, de vrouw, de man, de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming. De bijzondere curator heeft in haar rapportage aangegeven dat de man de Somalische nationaliteit heeft en dat de juridische status van het kind in overeenstemming moet worden gebracht met de biologische status. De Raad voor de Kinderbescherming steunde deze visie en benadrukte het belang voor het kind om te weten wie zijn vader is.
Het hof oordeelde dat de ambtenaar niet meer kon betwisten dat de man Somalische nationaliteit heeft en dat de nationaliteitsverklaring van de Somalische ambassadeur in Brussel door de Nederlandse Staat wordt erkend. Het hof concludeerde dat de ouders uitdrukkelijk hadden gekozen om het kind de achternaam van de man te geven, wat in het belang van het kind werd geacht. De bestreden beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof wees het meer of anders verzochte af.