ECLI:NL:GHSHE:2017:146

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 januari 2017
Publicatiedatum
19 januari 2017
Zaaknummer
200.181.917_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van vaderschap en achternaam in het kader van de burgerlijke stand

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van het vaderschap en de achternaam van een minderjarig kind. De zaak betreft een geschil tussen de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Tilburg en de vrouw, die de moeder van het kind is. De ambtenaar weigerde de achternaam van de vader op de geboorteakte op te nemen, omdat hij twijfels had over de identiteit en nationaliteit van de vader. De rechtbank had eerder het vaderschap van de man vastgesteld, maar de ambtenaar betwistte de Somalische nationaliteit van de man en stelde dat de identiteit niet voldoende was aangetoond.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2016 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de ambtenaar, de vrouw, de man, de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming. De bijzondere curator heeft in haar rapportage aangegeven dat de man de Somalische nationaliteit heeft en dat de juridische status van het kind in overeenstemming moet worden gebracht met de biologische status. De Raad voor de Kinderbescherming steunde deze visie en benadrukte het belang voor het kind om te weten wie zijn vader is.

Het hof oordeelde dat de ambtenaar niet meer kon betwisten dat de man Somalische nationaliteit heeft en dat de nationaliteitsverklaring van de Somalische ambassadeur in Brussel door de Nederlandse Staat wordt erkend. Het hof concludeerde dat de ouders uitdrukkelijk hadden gekozen om het kind de achternaam van de man te geven, wat in het belang van het kind werd geacht. De bestreden beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 19 januari 2017
Zaaknummer: 200.181.917/01
Zaaknummer eerste aanleg: 286736 FA RK 14-5822
in de zaak in hoger beroep van:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Tilburg,
gezeteld te Tilburg aan het [adres] ,
appellant,
hierna te noemen: de ambtenaar,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw
,
advocaat: mr. M.P.J.W.M. Govers.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- [de man] (hierna te noemen: de man);
- de minderjarige [kind] , vertegenwoordigd door mr. B. du Fossé in haar hoedanigheid van bijzondere curator.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: Breda,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van dit hof van 4 augustus 2016

Bij deze beschikking heeft het hof, alvorens zich inhoudelijk uit te laten over het hoger beroep, mr. De Haas ontslagen uit zijn functie en mr. B. du Fossé, advocaat te Eindhoven, benoemd als opvolgend bijzondere curator.
Het hof heeft mr. Du Fossé verzocht de belangen van [kind] in deze procedure te behartigen en zich uit dien hoofde schriftelijk uit te laten over het geschil. Het hof heeft mr. du Fossé verzocht, het hof uiterlijk vóór 14 oktober 2016 schriftelijk te berichten over haar standpunt in het geding en in afwachting daarvan heeft het hof de verdere behandeling aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 december 2016 en daarbij zijn gehoord:
  • de [ambtenaar] ;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Govers;
  • de man, bijgestaan door meneer A.R. Osman, tolk in de Arabische taal;
  • de bijzondere curator;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
De tolk heeft ter zitting de belofte gedaan naar eer en geweten zijn taak als tolk te zullen vervullen.
6.2.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de volgende stukken:
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 21 september 2016;
  • het faxbericht van de bijzondere curator, ingekomen ter griffie op 11 oktober 2016;
  • de brief van de ambtenaar d.d. 17 november 2016;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 28 november 2016.

7.De beoordeling

7.1.
Uit de moeder is op is op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] [kind] geboren.
7.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het vaderschap van de man ten aanzien van [kind] vastgesteld en verstaan dat [kind] de geslachtsnaam [de man] zal hebben.
7.3.
De ambtenaar is hiervan in hoger beroep gekomen.
7.4.
De ambtenaar voert -kort samengevat- het volgende aan. Ten behoeve van de vaststelling van de achternaam van [kind] is de identiteit van de man niet op genoegzame wijze vastgesteld. Aangezien in de nationaliteitsverklaring van de man, die overgelegd is ten behoeve van het verwantschapsonderzoek bij Verilabs, niet is opgenomen op basis van welk document de identiteit van de man is vastgesteld, maar wordt verwezen naar de eerder afgegeven nationaliteitsverklaring, en voorts de persoonsgegevens van beide nationaliteitsverklaringen overeenkomen met de gegevens op het W-document, is aannemelijk dat de opgenomen identiteitsgegevens zijn afgeleid van het door de IND verstrekte W-document, waarmee niet is aangetoond dat deze nationaliteitsverklaring en de persoonsgegevens juist zijn. Nu uit de bestreden beschikking niet blijkt dat de rechtbank aanvullend onderzoek heeft gedaan naar de identiteit van de man, verzet de ambtenaar zich tegen het opnemen van persoonsgegevens van de man op de geboorteakte van het kind.
De rechtbank is ten onrechte uitgegaan van de Somalische nationaliteit van de man, terwijl die door de ambtenaar niet aannemelijk wordt geacht. Indien de Somalische nationaliteit wel vast komt te staan, kan het kind niet de achternaam [de man] verkrijgen, nu naar Somalisch recht formeel gezien elke persoon drie namen heeft; een eigen naam, gevolgd door de namen van de vader en die van de grootvader. Wel kan een voornaam en een achternaam worden gedragen (art. 38 BW), maar dit is een dode letter nu naar islamitisch recht geen onderscheid wordt gemaakt tussen een voor- en achternaam en bijna uitsluitend namenreeksen voorkomen.
Aanvullend heeft de ambtenaar gemeld dat blijkens een beschikking van 16 september 2016 de Nederlandse Staat, naar aanleiding van de accreditatie van de heer [Ambassadeur] als Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur van de Federale Republiek Somalië op 9 april 2014, haar standpunt ten aanzien van de Somalische nationaliteit van de man heeft gewijzigd. Naar aanleiding van dit gewijzigd standpunt wordt de Somalische nationaliteit van de man door de ambtenaar als zodanig niet meer betwist. Echter, de accreditatie geeft de Somalische ambassade te Brussel wel de bevoegdheid om documenten te verstrekken, maar geeft daarmee niet de zekerheid dat de afgegeven documenten ook naar inhoud juist zijn.
Ter zitting heeft de ambtenaar gesteld dat de man aanvullend zou dienen aan te tonen dat zijn identiteit op de Somalische Ambassade genoegzaam is vastgesteld op basis van betrouwbare gegevens, bijvoorbeeld met verklaringen vanuit de omgeving/stamleden van de man. Zolang de ambtenaar dergelijke informatie niet onder ogen krijgt, blijft de identiteit van de man onduidelijk.
7.5.
De vrouw voert -kort samengevat- het volgende aan. In de periode voorafgaand aan 2014 werden documenten die waren afgegeven door de Somalische Ambassade in Brussel niet erkend in Nederland, althans daar werd weinig waarde aan gehecht. Door de accreditatie van de Somalische ambassadeur in Brussel heeft Nederland inmiddels het vertrouwen uitgesproken in het onderzoek door de Somalische Ambassade in Brussel en worden de documenten die door deze ambassade worden afgegeven, inmiddels erkend. De laatstelijk door de man overgelegde nieuwe nationaliteitsverklaring en de verklaring van geboorte hebben aldus wel degelijk waarde. Voorts verklaart de ambassade in voornoemde documenten dat niet sprake is van een namenreeks, maar van een voornaam en een achternaam van de man. Dat de achternaam uit twee namen bestaat is in Nederland niet ongebruikelijk. Bovendien heeft de vrouw ook een voornaam en voorts de achternaam [achternaam] .
7.5.1.Ter zitting heeft de man verklaard dat de nationaliteitsverklaring van de Ambassade in Brussel is afgegeven op basis van zijn eigen verklaringen en het feit dat de ambassadeur zijn familie in Somalië kent.
7.6.
De bijzondere curator geeft in haar faxbericht d.d. 11 oktober 2016 aan dat thans genoegzaam vaststaat dat de man de Somalische nationaliteit heeft, waarmee de identiteit van de man eveneens vaststaat. Nu voorts aan alle wettelijke gronden van art. 1:207 Burgerlijk Wetboek (BW) voor de vaststelling van het vaderschap wordt voldaan, acht de bijzondere curator het in het belang van [kind] dat de juridische status in overeenstemming wordt gebracht met de biologische status en dient de bestreden beschikking derhalve in stand te blijven. Nu de inhoud van de nationaliteitsverklaring inmiddels door de Nationale Staat en ook door de rechter wordt geaccepteerd, staat ook de geslachtsnaam van de man vast.
7.7.
De raad heeft ter zitting verklaard dat het in het belang van [kind] is dat hij weet wie zijn vader is en dat de juridische situatie overeenkomt met de biologische werkelijkheid. De raad acht het in het belang van [kind] dat hij de achternaam van de man draagt indien beide ouders hier uitdrukkelijk voor hebben gekozen.
8. Het hof oordeelt als volgt.
8.1.
Het appel richt zich niet tegen de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man ten aanzien van [kind] doch slechts tegen de beschikking, voor zover deze er toe zou leiden dat de twee laatste door de man gevoerde namen in de geboorteakte van [kind] als diens achternaam zouden dienen te worden geregistreerd.
8.2.
De Somalische nationaliteit van de man wordt door de ambtenaar niet meer betwist.
De nationaliteitsverklaring zoals op 17 november 2015 afgegeven door de geaccrediteerde Somalische ambassadeur te Brussel wordt thans door de IND en de Nederlandse Staat erkend.
Het hof is voorts gebleken dat het voor de man niet mogelijk is om zijn identiteit anders of nader aan te tonen dan middels de laatste ten processe overgelegde identiteitsverklaring, eveneens op 17 november 2015 afgegeven door de genoemde ambassadeur.
8.3.
De moeder en de man -thans tevens de juridische vader van [kind] - hebben er conform artikel 1:5 lid 2 BW uitdrukkelijk voor gekozen om [kind] de geslachtsnaam van de man te geven, hetgeen naar het oordeel van het hof in het belang van [kind] zoveel mogelijk dient te worden gerespecteerd. Dat het door de man omtrent zijn identiteit gestelde, naar ter zitting genoegzaam is gebleken, nimmer anders zal kunnen worden vastgesteld dan door het ten processe overgelegde bewijs van identiteit dat op 17 november 2015 door de geaccrediteerde Somalische ambassadeur te Brussel aan de man is verstrekt, moet daarom meebrengen dat het, ook uit verdragsrechtelijk oogpunt, in het belang van [kind] is te achten dat hij ingeschreven zal zijn met de geslachtsnaam zoals vermeld in genoemd identiteitsbewijs van de man: “ [de man] ”. Daaraan kan naar het oordeel van het hof niet afdoen dat genoemd identiteitsbewijs voor de Nederlandse overheid thans wellicht (nog) ongenoegzaam wordt geacht voor de vaststelling van de identiteit van de man in ander verband, bijvoorbeeld als het gaat om de verblijfsstatus van de man in Nederland.
8.3.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 augustus 2015;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.D.M. Lamers en A.M.M. Hompus en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2017.