Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Ter zitting hebben partijen daar – zakelijk weergegeven - nog aan toegevoegd:
- de referentiepanden van de Heffingsambtenaar zijn niet aangeboden op de vrije markt en daarom niet bruikbaar,
- uit informatie van makelaars uit de regio is duidelijk geworden dat in de kern van [plaats 1] een grote hechte geloofsgemeenschap aanwezig is; men regelt de aan- en verkopen van woningen onderling om elkaar te helpen en daarom vallen er zoveel transacties buiten de gegevens die zijn te raadplegen; onduidelijk blijft hoe die verkopen tot stand zijn gekomen; er is geen sprake van vrije marktwerking,
- van de drie door de Heffingsambtenaar verzonden inlichtingenformulieren is er maar één retour gezonden (van het pand [adres 2] 19) en dat is onvoldoende; het in het retour ontvangen formulier onder 3.4 genoemde NWWI rapport wordt gebruikt voor de financiering en is niet vrij in te zien (de Heffingsambtenaar beaamt dit),
- ik ben het met de Heffingsambtenaar eens dat de eerste verkoop van het pand [adres 4] 8 (€ 150.000 bij akte van levering van 15 oktober 2013 ) niet bruikbaar is; de tweede verkoop van dat pand (€ 175.500 bij onderhandse koopovereenkomst van 17 oktober 2013) is wél bruikbaar.
- het is inderdaad juist dat wij enkel het inlichtingenformulier retour heb ontvangen van het pand [adres 2] 19; deze gegevens zijn geanalyseerd en daaruit blijkt dat de m³-prijzen van onze drie referentiepanden ongeveer gelijk zijn en goed bruikbaar; wij zetten geen druk op het retour ontvangen van inlichtingenformulieren; meer informatie heb ik niet kunnen achterhalen,
- de door belanghebbende bepleite waarde van € 174.000 is niet realistisch; dit blijkt ook uit de verkoopprijs van de onroerende zaak in het verleden (01-07-2009 € 253.000 en
De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4.Gronden
Tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende heeft de Heffingsambtenaar onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot het oordeel dat de verkoopprijzen van de door hem aangehaalde referentiepanden de waarde in het economische verkeer weergeven en dat die referentiepanden bruikbaar zijn voor de waardebepaling van het pand van belanghebbende. De Heffingsambtenaar is derhalve niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat de waarde van de onroerende zaak door hem niet te hoog is vastgesteld.
€ 492.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
- verklaart het tegen de uitspraken van de Heffingsambtenaar ingestelde beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraken van de Heffingsambtenaar,
- stelt de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum vast op een bedrag van € 225.000,
- vermindert de aanslag OZB 2014 dienovereenkomstig,
- gelast dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 169 vergoedt, en
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten van de bezwaarfase, de kosten van het geding bij de Rechtbank en de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 2.714 (€ 492 + € 990 + € 990 + € 242).