Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, die mede-eigenaar is van 40,74 hectare bos in de gemeente Horst aan de Maas. De onroerende zaak, gelegen op een van de kadastrale percelen, is door de Heffingsambtenaar gewaardeerd op € 27.000 in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardering en de daaropvolgende aanslagen in de onroerendezaakbelasting. De Heffingsambtenaar heeft de waarde gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank Limburg. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Het Hof heeft de vragen van belanghebbende ontkennend beantwoord. Ten eerste werd geoordeeld dat de Heffingsambtenaar niet te laat uitspraak op bezwaar had gedaan, omdat belanghebbende geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om het bestuursorgaan in gebreke te stellen. Ten tweede oordeelde het Hof dat de aanduiding van de onroerende zaak op de beschikking niet foutief was, ondanks dat niet alle kadastrale percelen waren vermeld. Verder werd vastgesteld dat de cultuurgronduitzondering niet van toepassing was, omdat belanghebbende niet had aangetoond dat de percelen bedrijfsmatig werden geëxploiteerd. De waarde van de onroerende zaak werd als niet te hoog beoordeeld, en het Hof oordeelde dat er geen sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.