Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de waardering van een recreatiewoning en een garage voor de inkomstenbelasting in box 3. De belanghebbende had de recreatiewoning en garage aangegeven met lagere waarden dan de door de Inspecteur vastgestelde WOZ-waarden. De Inspecteur had de waarde van de recreatiewoning vastgesteld op € 70.378, na correctie van de erfpachtcanon, en de garage op € 22.000. De belanghebbende stelde dat de recreatiewoning slechts € 36.000 waard was en de garage € 15.000. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur de WOZ-waarde van de recreatiewoning terecht had gehanteerd, aangezien de wet dit voorschrijft. De belanghebbende had geen bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking, waardoor deze onherroepelijk was. Het Hof bevestigde dat de waarde van de garage ook correct was vastgesteld op € 22.000, gezien de recente aankoopprijs en de WOZ-beschikking. Het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.