ECLI:NL:GHSHE:2017:1752

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
200.149.647_01 en 200.149.655_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en alimentatiekwesties

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van 15 december 2016. De vrouw, appellante in principaal appel en verweerster in incidenteel appel, heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het voorschot voor een deskundigenonderzoek dat door het hof is gelast. De man, verweerder in principaal appel en appellant in incidenteel appel, heeft eveneens bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het voorschot van € 9.250,- inclusief BTW, dat door de deskundige is begroot. Het hof heeft in zijn uitspraak van 20 april 2017 geoordeeld dat het bezwaar van de man ongegrond is. Het hof heeft vastgesteld dat de deskundige voldoende tijd nodig heeft voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden, waaronder het bestuderen van het procesdossier, het houden van een comparitie met partijen, en het opstellen van een rapport. De man heeft niet voldoende onderbouwd dat het voorschot te hoog is en heeft geen concrete financiële gegevens overgelegd die zijn stelling ondersteunen. Het hof heeft de hoogte van het voorschot bevestigd en iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 20 april 2017
Zaaknummers: 200.149.647/01 en 200.149.655/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/261067/ FA RK 13-1644
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te
[woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel
,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.C.J. Aarts,
tegen
[de man],
wonende te
[woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. B. du Fossé.

9.De beschikking d.d. 15 december 2016

Bij die beschikking heeft het hof, voor zover hier van belang, bepaald dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rov. 7.3 van die beschikking geformuleerde vragen. Ter beantwoording van deze vragen is tot deskundige benoemd de heer mr. drs. P.A. van Steensel RA. Voorts heeft het hof het voorschot van de deskundige bepaald op:
“het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 9.250,- inclusief BTW (betreft 32 uur), tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij) tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen”

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
Bij brief van 22 december 2016 heeft de man bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het voorschot. De man heeft in dit verband – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Het berekenen van de aanspraken van de vrouw op het pensioen van de man is geen omvangrijke klus, nu de pensioenaanspraken in eigen beheer tijdens het huwelijk zijn opgebouwd en de vrouw dus recht heeft op de helft van het door de man opgebouwde ouderdomspensioen in eigen beheer tot datum echtscheiding, alsmede recht heeft op het nabestaandenpensioen dat tot datum echtscheiding is opgebouwd. Voor de vraag wat nodig is voor afstorting van het deel van de vrouw zal de deskundige bij professionele verzekeraars offertes dienen op te vragen. Hiermede is eveneens niet veel tijd gemoeid. Er wordt voor de vaststelling van de pensioenaanspraken in eigen beheer doorgaans gebruik gemaakt van het pensioenprogramma van [naam] . Het maken van dergelijke berekeningen vergt in de praktijk ca. 30 minuten. Voorts beschikt de man vanwege zijn benarde financiële positie niet over de benodigde liquiditeiten om een voorschot van liefst € 4.625,-- te voldoen.
10.2.
De vrouw heeft geen bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het voorschot als hier bedoeld en heeft zich bij brief van 28 december 2016 gerefereerd aan het oordeel van het hof.
10.3.
De deskundige heeft bij brief d.d. 3 januari 2017 gereageerd op de zojuist genoemde brieven van partijen.

11.De verdere beoordeling

In het principaal en incidenteel appel
11.1.
Voor het door hem geraamde bedrag van in totaal € 9.250,--, heeft de deskundige de volgende begroting van de door hem ingeschatte tijd (benodigd voor zijn werkzaamheden) opgesteld:
Bestudering procesdossier, opvragen aanvullende informatie 6 uur
Comparitie partijen 4 uur
Uitwerken en nader onderzoek 8 uur
Concept rapport 6 uur
Bestuderen reacties partijen, uitbrengen definitief rapport 6 uur
Diversen
2 uur
Totaal 32 uur
11.2.
Het bezwaar van de man komt er, zoals hiervóór overwogen, op neer dat de man het voorschot van de deskundige te hoog vindt. De deskundige zou met tien uur voldoende tijd moeten hebben om voornoemde onderzoeksvragen te beantwoorden en aan het hof te rapporteren.
11.3.
Het hof oordeelt als volgt over dit bezwaar.
De man heeft tegen de door het hof geformuleerde vragen aan de deskundige geen bezwaar gericht. Het door de deskundige begrote aantal uren komt het hof niet bovenmatig voor. De man gaat eraan voorbij dat het in dezen gaat om een deskundigenonderzoek in het kader van een lopende procedure tussen partijen bij het hof. De deskundige zal onder meer tijd moeten besteden aan de bestudering van het procesdossier, het houden van een comparitie met partijen, het nader uitwerken van de vraagstelling en aan het schrijven van een conceptrapport, waarop partijen door de deskundige in de gelegenheid moeten worden gesteld om daarop te reageren. Vervolgens dient de deskundige de reacties van partijen op het conceptrapport te verwerken in een door hem te schrijven eindrapport. Bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden, dient de deskundige er verder voor te zorgen dat het principe van hoor en wederhoor in acht genomen wordt, zoals de deskundige ook naar voren heeft gebracht in zijn brief van 3 januari 2017. Voor zover de man zich op het standpunt stelt dat de beantwoording van de onderzoeksvragen niet veel tijd hoeft te kosten, heeft de man dat mede in het licht van hetgeen het hof hiervóór heeft overwogen, niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Daar komt bij dat de deskundige in zijn schrijven aan het hof heeft aangegeven dat de ervaring leert dat het al de nodige tijd kost om tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten vast te stellen en dat hij in onderhavig geval van mening is dat de gevraagde pensioenberekeningen door een onafhankelijke pensioenadviseur moeten worden berekend, waarbij hij heeft opgemerkt dat de kosten daarvan zullen zijn inbegrepen in het door de deskundige begrootte voorschot. Overigens benadrukt het hof, dat de begroting toekomstige werkzaamheden van de deskundige betreft, waarvan de omvang thans nog niet precies is vast te stellen, maar welke begroting het hof – ook gelet op de omstandigheid dat de vrouw daartegen geen bezwaar heeft gemaakt – thans redelijk voorkomt. De man beroept zich er, ten slotte, niet op dat hij de helft van het voorschot niet kan voldoen, maar enkel dat hij niet over de liquiditeiten zou beschikken om de helft van het voorschot te voldoen (wat niet uitsluit dat hij op andere wijze het voorschot zou kunnen voldoen, bijvoorbeeld door het aangaan van een lening en/of het te gelde maken van goederen). Daarbij komt nog dat de man het hof ook niet in de gelegenheid heeft gesteld zich een oordeel te vormen omtrent zijn huidige financiële positie, in het bijzonder zijn (on)mogelijkheden de helft van het voorschot te voldoen, nu hij dienaangaande geen nadere, concrete bescheiden in het geding heeft gebracht.
11.4.
Gezien het voorgaande zal het bezwaar van de man tegen de hoogte van het voorschot van € 9.250,-- (inclusief BTW) als nader omschreven in het dictum van de beschikking van 15 december 2016 ongegrond worden geoordeeld.

12.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
verklaart het bezwaar van de man tegen de hoogte van het voorschot van € 9.250,-- (inclusief BTW) als nader omschreven in het dictum van de beschikking van 15 december 2016 ongegrond;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 9.250,-- (inclusief BTW);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Vossestein, M.J. van Laarhoven en A.R. Autar en is in het openbaar uitgesproken op 20 april 2017 in tegenwoordigheid van
mr. A.C. Kaemingk, griffier.