3.12.Zoals hiervoor onder 3.8. is weergegeven heeft [appellante] op 13 februari 2015 en nadien melding gemaakt van de volgende gebreken, die het hof opnieuw zal beoordelen met het oog op de vraag of er grond is voor huurprijsvermindering:
- ondeugdelijke reparatie van ramen. Partijen zijn het erover eens dat bij de inspectie bij
gelegenheid van de aanvang van de huurovereenkomst bleek dat twee schuiframen niet
goed functioneerden. Zij zijn het er verder over eens dat dit probleem vervolgens door Allee Wonen is verholpen, met dien verstande dat [appellante] zich op het standpunt stelt dat herstel van het gebrek (het met olie weer gangbaar maken van de ramen) niet deugdelijk was omdat het probleem nadien terugkeerde. Volgens [appellante] is het probleem pas in november 2015, na een grondige schoonmaakbeurt door Allee Wonen, opgelost. Allee Wonen bestrijdt dit. Zij stelt dat de ramen na de inspectie bij aanvang van de huur gangbaar zijn gemaakt en dat, in verband met herhaalde klachten van [appellante] , de ramen in november 2015 nog eens zijn nagezien maar dat toen geen gebreken zijn geconstateerd. Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de betwisting door Allee Wonen en bij gebreke van bewijs aan de zijde van [appellante] , niet worden geconcludeerd dat hier sprake is geweest van een voor rekening van Allee Wonen komend gebrek dat huurprijsvermindering rechtvaardigt;
- afbrokkelend pleisterwerk van muren en plafond van de woonkamer. Tussen partijen staat
vast dat sprake was van loszittend pleisterwerk dat verwijdering van de oude laag en het
opnieuw stuken van muren en plafond van de woonkamer noodzakelijk maakte. [appellante] heeft op 13 februari 2015 bij Allee Wonen melding gemaakt van dit gebrek. Uit productie 5 bij MvG leidt het hof af dat op 12 maart 2015 met herstelwerkzaamheden is begonnen. Partijen zijn het erover eens dat het werk op 28 maart 2015 voltooid was. Het hof acht aannemelijk dat [appellante] gedurende deze werkzaamheden (in totaal 17 dagen) geen gebruik van de woonkamer heeft kunnen maken. Na de voltooiing van de werkzaamheden heeft het tot 16 april 2015 geduurd voordat de radiator, die in verband met de werkzaamheden was verwijderd, weer werd teruggeplaatst. Dat de woonkamer hierdoor tot 16 april 2015 voor [appellante] onbruikbaar was, ligt naar het oordeel van het hof niet zonder meer voor de hand en is door [appellante] onvoldoende onderbouwd. Wel levert deze omstandigheid tot de datum 16 april 2015 een beperking van het huurgenot op;
- met betrekking tot de schimmel op de muur en in de stortbak van het toilet is reeds
overwogen dat als vaststaand moet worden aangenomen dat tussen partijen was
afgesproken dat herstel hiervan voor rekening van [appellante] zou komen;
- [appellante] heeft op 13 februari 2015 bij Allee Wonen melding gemaakt van
Schimmel in de buis van het ventilatiesysteem, van schimmelgeur en van lawaaioverlast
door de ventilatie. Allee Wonen heeft de schimmelvorming erkend en deze in augustus 2015 verholpen door het schoonmaken van een ventilatiebuis en het vervangen van de filters. De lawaaioverlast is door Allee Wonen betwist. Volgens Allee Wonen was het geluid van de installatie als normaal te kwalificeren. Naar het oordeel van het hof kan de stelling van [appellante] dat er sprake was van lawaaioverlast niet worden aanvaard, gelet op de betwisting door Allee Wonen en bij gebreke van enig bewijs. Dat de schimmelvorming in het ventilatiesysteem tot schimmelgeur in de woning heeft geleid acht het hof aannemelijk, evenals het feit dat dit invloed heeft gehad op het huurgenot van [appellante] . Dat de woning, als gevolg van stankoverlast dan wel in verband met gezondheidsrisico’s onbewoonbaar zou zijn geweest zoals [appellante] stelt, acht het hof echter niet voor de hand liggend en is door [appellante] ontoereikend onderbouwd;
- [appellante] heeft op 13 februari 2015 aan Allee Wonen gemeld dat het aanrechtblad in
de woning “ingebeten” was. Naar aanleiding van die melding is het blad op 25 maart 2015
door Allee Wonen vervangen. Voor zover [appellante] bedoeld heeft te stellen dat haar huurgenot door dit gebrek is beperkt en dat om die reden huurprijsvermindering gerechtvaardigd is, acht het hof die stelling onvoldoende onderbouwd;
- loshangende elektra. Na de stuukwerkzaamheden zijn de wandcontactdozen in de
woonkamer niet aan de muur bevestigd omdat [appellante] de voorkeur gaf aan witte
contactdozen in plaats van de wandcontactdozen in het assortiment van Allee Wonen. Zij zou de aankoop van de witte contactdozen zelf regelen. Toen dit niet bleek te lukken heeft zij alsnog genoegen genomen met de wandcontactdozen van Allee Wonen, die vervolgens door Allee Wonen in de woonkamer zijn bevestigd. Naar het oordeel van het hof is, gelet op deze gang van zaken, geen sprake van een gebrek dat aanleiding kan geven tot huurprijsvermindering;
- ontbrekende thermostaat. Het hof begrijpt uit de stellingen van partijen dat de door [appellante]
gehuurde woning wordt verwarmd door middel van stadsverwarming. De
temperatuur in de woning wordt geregeld door een thermostaat die in de woonkamer hangt. In verband met de stuukwerkzaamheden is de thermostaat verwijderd. Vervolgens heeft het tot 24 november 2015 geduurd voordat de thermostaat werd herplaatst. [appellante] stelt dat zij hierdoor tot 24 november 2015 in het geheel geen gebruik heeft kunnen maken van de verwarming. Allee Wonen heeft dit betwist. Volgens Allee Wonen kon [appellante] de verwarming gebruiken door de radiatoren open respectievelijk dicht te draaien. Gelet op de betwisting door Allee Wonen en bij gebrek aan enig bewijs voor de hier bedoelde stelling van [appellante] kan die stelling niet worden aanvaard. Het hof acht wel aannemelijk dat in de hier bedoelde periode van enige beperking van het huurgenot sprake is geweest.