ECLI:NL:GHSHE:2017:1919
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de Jeugdwet
In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die sinds 15 september 2015 onder toezicht staat van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI). De ouders van [minderjarige], appellanten in deze procedure, hebben in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 30 januari 2017 aangevochten, waarin machtiging werd verleend voor de uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van zes maanden, tot 30 juli 2017. De ouders zijn van mening dat de uithuisplaatsing een te zware maatregel is en dat er onvoldoende is geprobeerd om [minderjarige] thuis te laten wonen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 13 april 2017, waarbij de ouders bijgestaan werden door hun advocaat, mr. J.W.J. Schoonbrood. De GI heeft verweer gevoerd en verzocht om de ouders niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek of het hoger beroep af te wijzen. Het hof heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken, wat hij ook heeft gedaan. De ouders hebben aangevoerd dat de hulpverlening niet goed gecoördineerd is en dat er geen sprake is van fysiek onveilige situaties. De GI heeft echter gesteld dat er voldoende hulpverlening is ingezet en dat de ouders onvoldoende inzicht hebben in de problematiek van hun kinderen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De ouders hebben niet voldoende inzicht in de problematiek en zijn niet in staat om een veilige opvoedsituatie te bieden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van [minderjarige] voorop staat. De GI zal de situatie blijven monitoren en kijken naar mogelijkheden voor terugplaatsing indien dit haalbaar is.