In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de ouders van een minderjarige, die onder toezicht is gesteld en uithuisgeplaatst. De ouders, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Sanli, hebben de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 november 2016 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd. De ouders betogen dat de verlenging ongegrond is, omdat er geen concrete zorgen zijn over de ontwikkeling van hun dochter en dat de thuissituatie veilig is. De GI, Stichting Jeugdbescherming Brabant, verzet zich tegen het verzoek van de ouders en stelt dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 april 2017 zijn zowel de ouders als de GI gehoord. De minderjarige heeft ook haar mening kenbaar gemaakt, waarbij zij aangaf dat zij bij haar ouders wil wonen. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende processtukken en heeft de zaak gelijktijdig behandeld met een ander hoger beroep van de minderjarige. Het hof concludeert dat er sprake is van complexe problematiek, waaronder ADHD en een laag IQ bij de minderjarige, en dat de ouders onvoldoende bereid zijn om samen te werken met de hulpverlening. Het hof oordeelt dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de minderjarige.
De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, waarbij het hof oordeelt dat de inmenging in het gezinsleven van de minderjarige gerechtvaardigd is en voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.