In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin zijn verzoek om een zorgregeling met zijn minderjarige kind werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Lessy, verzoekt het hof om een contactregeling vast te stellen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. M.J.W. Jongenelen, verzoekt om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn appel. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 april 2017, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en het verloop van het traject bij Juzt, waar de vader en de moeder betrokken waren. De vader stelt dat het traject niet zorgvuldig is verlopen en dat de moeder de omgang met hem belemmert. De moeder daarentegen betoogt dat het forceren van contact met de vader niet in het belang van het kind is. Het hof heeft zorgen over de extreme weerstand van de minderjarige tegen contact met de vader en verzoekt de Raad om een onderzoek in te stellen naar de situatie. De verdere behandeling van de zaak wordt aangehouden tot de resultaten van dit onderzoek bekend zijn.