ECLI:NL:GHSHE:2017:2545

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juni 2017
Publicatiedatum
8 juni 2017
Zaaknummer
200.180.537_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake hoofdverblijf en zorg- en opvoedingstaken van minderjarigen in het kader van een beschermingsonderzoek

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in een familiekwestie over de zorg- en opvoedingstaken van twee minderjarigen, hier aangeduid als [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, vertegenwoordigd door mr. L.A.E. Timmer, en de moeder, vertegenwoordigd door mr. R.S. Knegtmans, zijn in geschil over de verdeling van de zorg voor hun kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken in de procedure, maar was niet ter zitting aanwezig. Het hof heeft eerder een deskundigenonderzoek gelast, uitgevoerd door drs. E. Klaver, die heeft geadviseerd om een beschermingsonderzoek te laten uitvoeren door de raad om de meest geschikte woon- en leefsituatie voor de kinderen vast te stellen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2017 hebben beide ouders ingestemd met het advies van de deskundige. Het hof heeft voorgesteld om afspraken vast te leggen om de rust voor de kinderen te waarborgen gedurende het onderzoek. De ouders hebben een co-ouderschapsregeling afgesproken, waarbij de kinderen afwisselend bij de moeder en de vader verblijven. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant vernietigd en opnieuw beslist dat het hoofdverblijf van [minderjarige 2] bij de vader en van [minderjarige 1] bij de moeder zal zijn, totdat het beschermingsonderzoek is afgerond.

De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft de overige verzoeken afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door de drie rechters en openbaar uitgesproken op 8 juni 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 8 juni 2017
Zaaknummer: 200.180.537/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/293881 / FA RK 15-2648
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.A.E. Timmer,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.S. Knegtmans.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking d.d. 28 juli 2016

Bij die beschikking heeft het hof – voor zover van belang – een deskundigenonderzoek gelast en drs. E. Klaver benoemd tot deskundige en iedere verdere beslissing in afwachting van het verloop en de resultaten van dit deskundigenonderzoek pro forma aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 april 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Timmer;
-de moeder, bijgestaan door mr. Knegtmans;
-mevrouw E. Klaver in haar hoedanigheid van deskundige.
Aan mevrouw [vertegenwoordiger namens Ambulante Zorg] , van Ambulante Zorg is bijzondere toegang tot de behandeling verleend.
6.2.
De raad is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
6.3.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport ouderschapsonderzoek van drs. E. Klaver d.d. 27 februari 2017, ingekomen ter griffie op 28 februari 2017;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 9 maart 2017, ingekomen ter griffie op 13 maart 2017;
- het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de vrouw, ingekomen ter griffie op 26 april 2017.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Het advies en verzoek van mevrouw Klaver, zoals weergegeven onder punt 11, pagina 26 van het ouderschapsonderzoek luidt als volgt.
Op basis van het onderzoek adviseert de deskundige het gerechtshof om de Raad voor de Kinderbescherming een beschermingsonderzoek te laten uitvoeren waarmee duidelijk gemaakt wordt welke woon/leefsituatie voor [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] geschikt is. Dit zou, gezien de langdurige situatie waarin de kinderen, maar ook de ouders, al geconfronteerd zijn met veel stress en strijd, op een korte termijn moeten gebeuren. Omdat er nu sprake is van een ondersteunende ‘keten’ voor de kinderen en de ouders, kan zorgvuldig worden gekeken naar een noodzakelijk alternatief, in het geval de Raad voor de Kinderbescherming van mening zou zijn dat een andere gezins/leefsituatie geïndiceerd is.
Gedurende de tijd dat de Raad haar onderzoek verricht, zouden de netwerkbijeenkomsten (een maal per twee/drie maanden) moeten worden gecontinueerd en zou het CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) een coördinerende rol moeten blijven vervullen in de keten.
7.2.
Ter zitting hebben beide partijen te kennen gegeven dat zij zich kunnen vinden in het advies van mevrouw Klaver en kunnen instemmen met het laten uitvoeren van een beschermingsonderzoek door de raad. Ter zitting is tevens door het hof en door partijen de wens uitgesproken om gedurende dit onderzoek zoveel mogelijk rust voor de kinderen te creëren. Het hof heeft ter zitting voorgesteld om voor de duur van het raadsonderzoek afspraken in onderhavige beschikking vast te leggen, zodat deze rust daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Partijen hebben daarmee ingestemd en zijn tot overeenstemming gekomen over deze afspraken. Nu de raad, zonder berichtgeving, niet ter zitting is verschenen is het niet mogelijk geweest de visie van de raad te vernemen op het advies van de deskundige en de instemming daarmede van de kant van de ouders. Het hof gaat er, gelet op de inhoudelijke onderbouwing van het advies van de deskundige, alsmede de aanvaarding van het advies door de partijen, van uit dat de raad ambtshalve zal besluiten tot het instellen van een beschermingsonderzoek. Het ligt ook op de weg van de raad hiertoe zelfstandig een besluit te nemen. Er is, gelet op de reeds beschikbare informatie, geen aanleiding tot een gezag- en omgangsonderzoek, zodat het hof in deze kwestie niet zelf een verzoek aan de raad zal doen.
7.3.
Tussen partijen is het volgende overeengekomen.
Voor de duur van het raadsonderzoek geldt de co-ouderschapsregeling waar partijen ten tijde van de zitting recentelijk feitelijk uitvoering aan gaven. Deze co-ouderschapsregeling houdt in dat de kinderen van zondag tot woensdag bij de moeder zijn en van woensdag tot zondag bij de vader. Nu partijen ongeveer dezelfde draagkracht hebben en partijen gedurende het raadsonderzoek tevens procedures over kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen willen stoppen, komen zij, op voorstel van het hof, overeen dat, totdat nader anders wordt overeengekomen of door de rechter bepaald, [minderjarige 2] het hoofdverblijf heeft bij de vader en [minderjarige 1] het hoofdverblijf heeft bij de moeder. Feitelijk zullen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] samen volgens de co-ouderschapsafspraken bij de vader respectievelijk de moeder verblijven. Ieder van de ouders draagt de financiële verantwoordelijkheid voor het kind dat het hoofdverblijf bij haar / hem heeft. Gedurende het raadsonderzoek zullen partijen geen belangrijke beslissingen over de kinderen nemen, tenzij strikt noodzakelijk en in dat geval in gezamenlijk overleg.
Alle lopende procedures tussen partijen, zowel bij de rechtbank als bij het hof, zullen worden aangehouden. Indien nodig zullen de advocaten van partijen elkaar uitstel verlenen totdat het raadsonderzoek heeft plaatsgevonden en er een raadsrapport is uitgebracht.
7.4.
Op verzoek van partijen zal het hof bovengenoemde afspraken, voor zover mogelijk gezien de reikwijdte van het geschil, in het dictum opnemen en een eindbeschikking wijzen. De overige tussen partijen gemaakte afspraken zoals uiteengezet onder 7.3. van deze beschikking, binden hen wel, maar lenen zich niet voor vastlegging in het dictum van deze beschikking.

8.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 augustus 2015, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en opnieuw rechtdoende:
bepaalt voor de duur van het beschermingsonderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming naar de meest geschikte woon/leefsituatie voor [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] , zoals bedoeld in het rapport ouderschapsonderzoek d.d. 27 februari 2017 en totdat nader anders wordt overeengekomen of beslist:
- het hoofdverblijf van [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] bij de vader;
- het hoofdverblijf van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 bij de moeder;
- dat de zorg- en opvoedingstaken tussen ouders als volgt wordt verdeeld: de kinderen verblijven van zondag tot woensdag bij de moeder en van woensdag tot zondag bij de vader.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, J.C.E. Ackermans-Wijn en A.E. van Solinge en is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.