ECLI:NL:GHSHE:2017:2777

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
200.180.480_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkig kippenvoer en gevolgen voor eierproductie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van de Boerenbond tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De Boerenbond, als appellante, had een vordering ingesteld tegen [geintimeerde c.s.], die een pluimveebedrijf exploiteert. De kern van het geschil betreft de levering van kippenvoer door de Boerenbond, dat volgens [geintimeerde c.s.] gebrekkig zou zijn en geleid heeft tot aanzienlijke schade in de vorm van een daling van de eierproductie en andere gezondheidsproblemen bij de kippen. De rechtbank had in eerste aanleg geoordeeld dat de Boerenbond aansprakelijk was voor de schade die [geintimeerde c.s.] had geleden door het gebruik van het geleverde voer. De Boerenbond heeft in hoger beroep acht grieven aangevoerd, waarbij zij onder andere betwist dat het geleverde voer de oorzaak was van de problemen in de stallen. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor akte uitlating, waarbij partijen zich kunnen uitlaten over de deskundigen die moeten worden ingeschakeld om de gebrekkigheid van het voer te onderzoeken. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat de deskundige is benoemd en zijn bevindingen heeft gerapporteerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummer 200.180.480/01
arrest van 20 juni 2017
in de zaak van
Boerenbond [vestigingsnaam] Voeders B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal appel, geïntimeerde in deels voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. R. van Eck te Deventer,
tegen

1.[de V.O.F.] V.O.F.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[geintimeerde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3.
[geintimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal appel, appellanten in deels voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. H.E. de Leeuw-Blokland te Rotterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 23 september 2015 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant, handelsrecht, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch van 23 april 2014 en 24 juni 2015, gewezen tussen appellante -Boerenbond- als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en geïntimeerden -de VOF., [geintimeerde 2] , [geintimeerde 3] , tezamen [geintimeerde c.s.] (enkelvoud)- als gedaagden in conventie en eisers in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. C/01/266983 / HA ZA 13-591)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord in principaal appel tevens houdende grieven in deels voorwaardelijk incidenteel appel;
- de memorie van antwoord in, deels voorwaardelijk, incidenteel appel.
Nadat partijen hebben gefourneerd, heeft het hof bepaald dat arrest zal worden gewezen.
Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de betreffende memories.

4.De beoordeling

4.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [geintimeerde c.s.] heeft een pluimveebedrijf met verschillende stallen aan de [adres] te [vestigingsplaats] De kippen worden gehouden ten behoeve van de eierproductie.
Voor de stal 3 (ongeveer 18.000 kippen) en stal 4 (ongeveer 24.000 kippen) van het bedrijf van [geintimeerde c.s.] werd het voer geleverd door de Boerenbond. Het bij de Boerenbond door [geintimeerde c.s.] bestelde voer werd geproduceerd en vervoerd door het bedrijf [Voeders] Voeders B.V. (hierna: [Voeders] ).
b. art. 16 van de algemene voorwaarden van de Boerenbond (productie 7 akte overlegging producties in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie) bepaalt:

Artikel 16. Aansprakelijkheid.
1. Behoudens opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de Boerenbond of degenen die door de Boerenbond zijn ingeschakeld, wordt elke aansprakelijkheid voor directe of indirecte geleden schade – waaronder begrepen alle materiele of immateriële schade, bedrijfs- en/of stagnatieschade – ontstaan bij of door de uitvoering van de overeenkomst dan wel door gebreken van door de Boerenbond geleverde zaken bij de wederpartij of derden, uitgesloten.
2. In geval van aansprakelijkheid aan de zijde van de Boerenbond komt voor vergoeding alleen die schade in aanmerking, waartegen de Boerenbond is verzekerd.
3. De vergoeding waartoe de Boerenbond uit hoofde van de aansprakelijkheid is verplicht, bedraagt maximaal een bedrag gelijk aan het factuurbedrag van de geleverde zaken en/of verrichte werkzaamheden, die aan de aansprakelijkheid wettelijk en/of oorzakelijk ten grondslag liggen.
(…)
c. [geintimeerde c.s.] heeft een tijd lang haar kippen gevoerd met maïs in combinatie met door de Boerenbond geleverd Complement voer. Toen de maïs opraakte en de voedersilo’s leeg waren, is [geintimeerde c.s.] haar kippen gaan voeren met door de Boerenbond geadviseerd compleet/totaalvoer code [code] , dat door [Voeders] op het recept van de Boerenbond werd geproduceerd en vervoerd.
d. Op 6 februari 2013 werden de kippen van stal 3 en 4 voor het eerst gevoerd met het compleet/totaalvoer code [code] , waarna er problemen in stal 3 en 4 ontstonden. De voeropname daalde (van grofweg 120 gram naar 80 gram), de kippen gingen meer drinken, de kippenmest werd zwart van kleur en veel te nat, de eierproductie liep terug en de eieren waren van minder kwaliteit en vuil. Deze problemen deden zich niet voor bij de kippen in stal 1 en 2, waarvoor het voer door een andere producent werd geleverd.
e. Op 12 en 13 februari 2013 heeft de bedrijfsvoorlichter van [geintimeerde c.s.] , de heer [bedrijfsvoorlichter van de Boerenbond] van de Boerenbond, de stallen van [geintimeerde c.s.] bezocht.
f. Op 13 februari 2013 heeft de veearts [veearts] de stallen van [geintimeerde c.s.] bezocht. In zijn verslag (productie 3 conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie) vermeldt [veearts] :

Dieren hok 3 zeer sterk gedaald in voeropname en in produktie. Speelt al een paar dagen. Mest waterdun geweest; nu al iets beter, maar wel veel te nat”.
g. [veearts] heeft van de kippen bloed afgenomen en ter onderzoek opgestuurd naar laboratoria. Het laboratoriumonderzoek van de Gezondheidsdienst voor Dieren te [vestigingsplaats] rapporteert dat Mycoplasma gallisepticum niet is aangetoond (productie 4 conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie). Blijkens het onderzoek van het Central Veterinary Institute te [vestigingsplaats] is Aviaire Influenza PCR niet aangetoond (productie 4 conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie).
h. Op 13 februari 2013 heeft [geintimeerde c.s.] in overleg met [veearts] en [bedrijfsvoorlichter van de Boerenbond] het op 6 februari 2013 geleverde voer laten weghalen en de silo’s met ander voer, ook afkomstig van [Voeders] en geleverd door de Boerenbond, gevuld. Dit voer was volgens de toenmalige nutritionist van de Boerenbond, de heer [toenmalige nutritionist van de Boerenbond] , op hetzelfde recept gemaakt als het op 6 februari 2013 geleverde voer.
i. NutriControl heeft onderzoek gedaan naar monsters van het op 6 februari 2013 geleverde voer. Er is door [Voeders] een eerste monster genomen bij het laden van het voer op 6 februari 2013 en een tweede monster uit de retourvracht op 13 februari 2013. De beide monsters zijn in het laboratorium van NutriControl onderzocht en van het eerste monster heeft een heranalyse plaatsgevonden (producties 6 tot en met 9 conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie). Op 27 maart heeft mevrouw [medewerker van de Boerenbond 1] van de Boerenbond in een e-mail (productie 5 conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie) aan [bedrijfsvoorlichter van de Boerenbond] bericht:
“(…)
Uitslag laat zien dat zowel zink als mangaan afwijkend zijn tov onze normen voor eindproductcontrole. Natrium en Chloride zijn beide verhoogd, net niet buiten de norm, maar zouden hebben kunnen zorgen voor natte mest. (…)”.
j. Blijkens zijn ongedateerd bedrijfsverslag (productie 2 conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie) heeft [bedrijfsvoorlichter van de Boerenbond] het volgende geconstateerd:
“(…)
- Vrijdag 22 Febr: De mestkwaliteit is wel iets beter maar nog steeds niet goed, dus nog te nat. (…)
- Donderdag 14 maart: de mest bij de kippen blijft te nat in beide stallen dus nog steeds niet goed. De productie is in stal 4 mooi aan het terugkomen maar in stal 3 (…) blijft (toev hof: het) een ramp en nu ook nog een gedeelte van de kippen in de rui gevallen (…) en er zijn ook door de eierhandelaar [eierhandelaar] al vele eieren afgekeurd als 1e soort.
- Vrijdag 29 maart 2013: Stal 3 is licht aan het herstellen, dit komt er mede door dat een gedeelte van de kippen uit de rui aan het komen is. Toch worden deze kippen geladen in week 15, er is gene cent meer aan te verdienen. De mest is wel weer redelijk dus de kwaliteit van de eieren is ook beter geworden. In stal 4 is de mestkwaliteit ook beter maar het lijkt dat de kippen het plafond hebben geraakt de productie is niet meer gestegen. verder lijkt alles weer redelijk hersteld. (…)”.
k. Op 20 maart 2013 heeft de heer [voedingsdeskundige] twee e-mails naar de heer [de nutritionist van Voeders] , de nutritionist van [Voeders] , gestuurd (productie 14 akte overlegging producties in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie). In de tweede e-mail meldt [voedingsdeskundige] :

Zoals we vanmorgen via de telefoon hebben besproken is het zeer onwaarschijnlijk dat mineralenvoorziening resulteert in een snelle stop van de eiproductie, mede omdat je hebt aangegeven dat de voeropname van de hennen daalde tot 75 g/dag, wat inhoudt dat de voeropname nog altijd substantieel was. Dat zou m.i. leiden tot een dalende eiproductie en niet tot het ruien van de hennen. (…)
Het effect van mycotoxinen (bij natuurlijke besmettingen) is dus duidelijker dan bij toedienen van de zuivere stoffen. Hoewel (…) een daling van de productiviteit werd waargenomen bij de natuurlijk besmette partij kan ook dit niet het drastische effect verklaren dat jij hebt waargenomen.”.
l. In overleg met [bedrijfsvoorlichter van de Boerenbond] en de heer [medewerker van de Boerenbond 2] , beiden van de Boerenbond, heeft [geintimeerde c.s.] op 8 april 2013 stal 3 geruimd, terwijl de ruiming in december 2013 was gepland. Op 18 april 2013 heeft [geintimeerde c.s.] stal 4 geruimd, terwijl de ruiming in juli 2013 was gepland.
m. [geintimeerde c.s.] heeft via automatische incasso voor de levering van het voer op 6 februari 2013 een bedrag van € 11.026,34 betaald. De Boerenbond heeft voor de leveringen van voer na 6 februari 2014 verschillende facturen, gedateerd van 15 februari 2013 tot en met 6 juni 2013, voor een totaalbedrag van € 77.004,63 aan [geintimeerde c.s.] gestuurd. [geintimeerde c.s.] heeft deze facturen onbetaald gelaten.
n. Op 18 juli 2013 heeft mr. Delmée, de advocaat van de Boerenbond, [geintimeerde c.s.] gesommeerd het bedrag van € 77.004,93 binnen zeven dagen te betalen.
o. Op 29 juli 2013 heeft de heer [expert] van AEC [vestigingsnaam] op verzoek van [geintimeerde c.s.] een rapport uitgebracht over de door [geintimeerde c.s.] geleden schade (productie 10 conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie). Hij begroot die schade op een bedrag van € 124.337,92.
p. Op 20 augustus 2013 (noot hof: aldus de rechtbank. Het rapport vermeldt “2014”) heeft de pluimvee dierenarts [dierenarts] op verzoek van [Voeders] een rapport uitgebracht getiteld ”Kanttekeningen [dierenarts] bij Casus [geintimeerde c.s.] : ernstige productiedaling bij twee koppels leghennen gevoerd van [Voeders] Voeders (via BB [vestigingsnaam] ) in februari 2013” (productie 8 akte overlegging producties in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie). In dat rapport vraagt [dierenarts] zich af waarom gezien de ernst van de problemen in stal 3 en 4 de bedrijfsvoorlichter en de dierenarts zo laat zijn ingeschakeld. [dierenarts] schrijft:
“(…)
Met zulke problemen (met name in Stal 3: bijna 10% productiedaling op vrijdag 8/2 en bijna 20% productiedaling op zaterdag 9/2, en zo’n plotse voeropnamedaling (…) i.c.m. de problemen die door [geintimeerde c.s.] gezien zijn aan de mest, MAG INDERDAAD een probleem met het voer MAAR OOK een ernstige infectieuze oorzaak vermoed worden. (…)
Ik heb e.e.a. met [veearts] (noot hof: de dierenarts, zie hiervoor sub f en g
) telefonisch besproken. Zijn toelichting: dit was al een koppel met bijzondere historie: gekocht “uit Duitsland”, entschema onbekend (“vermoedelijk amper tegen o.a. IB geënt?”). Reeds één week na opzet enorme problemen gehad: dikke ogen/oogontsteking. Koppel was toen heel ziek, zag er belabberd uit. (…)”.
[veearts] heeft naar mij het vermoeden uitgesproken dat er in februari 2013 “wat doorheen gegaan moet zijn”. (…)
Uit de uitslagen blijkt dat er geen infectie is geweest met (Laag of Hoog Pathogene) Aviaire Influenza (…), tevens geen infectie met Mycoplasma gallisepticum (…).
Overigens zijn de veranderingen ten ongunste van productie, voeropname en water/voer-verhouding na woensdag 06/02 en de veranderingen (deels!) ten gunste van productie, voeropname en water/voer-verhouding na woensdag 13/02 wel zéér opvallend.
Hetgeen in Stal 3 gebeurt met de productie waarbij de hennen massaal in de rui lijken te vallen is echt extreem te noemen !! (…)”.
q. In een ongedateerd stuk (productie 9 akte overlegging producties in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie) reageert de voormalige nutritionist van de Boerenbond, de heer [toenmalige nutritionist van de Boerenbond] , op de klachten van [geintimeerde c.s.] over het voer. Hij concludeert dat het juiste voer is uitgeleverd. Er lijkt een verband te bestaan tussen de productiedaling in beide stallen. Dat verband lijkt zeker ergens anders te liggen dan bij het voer. De kippen in stal 3 waren vrijwel zeker ziek of anderszins verzwakt, bij de levering van het complete voer op 6 februari 2013. De productiedaling was al een week voor de levering begonnen.
r. Op 21 oktober 2013 heeft de heer [Expert van Expertisedienst] van Expertisedienst [Expertisedienst] een “Eindrapport aansprakelijkheid” voor haar verzekerde [Voeders] Voeders B.V. opgemaakt (productie 10 akte overlegging producties in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie). Uit beschikbare informatie blijkt volgens [Expert van Expertisedienst] dat de koppels uit de markt zijn gekocht en afkomstig uit Duitsland. De koppels hadden in 2012 al gezondheidsproblemen. De uitslag van de Gezondheidsdienst voor Dieren van 21 mei 2012 geeft aan dat er sprake is van spoelwormen, ontstoken voorste luchtwegen een infectie met IB-virus. De dieren hebben dikke koppen en dichte ogen. Volgens [Expert van Expertisedienst] lijkt er een verband te bestaan tussen de productiedaling in de beide stallen. Dat verband lijkt anders dan bij voer te liggen. De kippen van stal 3 waren vrijwel zeker ziek, of hebben zich andere omstandigheden voorgedaan bij de levering van het complete voer. De productiedaling was al een week voor de levering begonnen en wordt bij een gewijzigde voersamenstelling gestimuleerd. Dit zonder dat er sprake is van een verkeerde samenstelling. Bovendien heeft voedingsdeskundige [voedingsdeskundige] geconstateerd dat een dergelijke productiedaling niet het gevolg van voer kan zijn.
4.2.1
De Boerenbond heeft gevorderd dat de rechtbank [geintimeerde c.s.] hoofdelijk en tegen behoorlijk bewijs van kwijting veroordeelt, met de bepaling dat als de één betaalt de ander zal zijn gekweten, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van:
I. € 77.004,93, te vermeerderen met wettelijke rente ex art. 6:119 BW vanaf de dag van de vervaldata van de facturen, zoals vermeld in het als productie 2 bij de dagvaarding overgelegde overzicht, althans subsidiair vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
II. € 2.417,36 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. de kosten van de procedure, waaronder begrepen het griffierecht en het salaris van haar procesvertegenwoordiger met betrekking tot de beslaglegging;
IV. de nakosten, begroot op € 131,- aan salaris advocaat en – indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en niet binnen 14 dagen na betekening aan het vonnis is voldaan – te vermeerderen met € 68,- aan salaris advocaat en de exploitkosten van betekening van het vonnis alsmede te vermeerderen met een wettelijke rente over de nakosten vanaf de 15e dag na betekening van het te wijzen vonnis tot de dag van volledige betaling.
4.2.2
[geintimeerde c.s.] heeft in reconventie gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de Boerenbond veroordeelt tot betaling aan [geintimeerde c.s.] van € 127.483,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2013 tot aan de dag van algehele voldoening, althans vanaf een datum als de rechtbank mocht vermenen juist te zijn;
b. de Boerenbond veroordeelt tot vergoeding van de overige schade, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2013;
c. de (voer)overeenkomst gedeeltelijk ontbindt voor wat betreft de voerleveringen vanaf 6 februari 2013;
d. de Boerenbond veroordeelt tot terugbetaling van € 11.026,34, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2013;
e. de Boerenbond gelast de door haar ten laste van [geintimeerde c.s.] gelegde conservatoire beslagen binnen twee dagen na dagtekening van het vonnis op te heffen onder verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 5.000,- per dag na het verstrijken van genoemde termijn indien de Boerenbond de beslagen niet binnen die termijn heeft opgeheven, met een maximum van € 500.000,-;
f. de Boerenbond veroordeelt tot vergoeding van de door de gelegde beslagen geleden en te lijden schade, zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
g. de Boerenbond veroordeelt tot betaling van de kosten van de procedure, waaronder de nakosten en kosten van beslag, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.2.3
De rechtbank heeft in conventie het onder I. gevorderde toegewezen. [geintimeerde c.s.] is in conventie verder veroordeeld tot betaling van de door de Boerenbond gemaakte beslagkosten, proceskosten en nakosten. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het in conventie meer of anders gevorderde is afgewezen.
De rechtbank heeft in reconventie geoordeeld dat de waarschijnlijkheid dat de oorzaak van de problemen met de kippen van stal 3 en stal 4 aan het geleverde voer ligt, niet te niet is gedaan omdat onvoldoende gebleken is van andere oorzaken voor die problemen (rov. 4.35 en 4.37). Het beroep van [geintimeerde c.s.] op de onredelijk bezwarendheid van de exoneratie in art. 16 van de algemene voorwaarden van de Boerenbond ex art. 6:233 aanhef en sub a BW is gehonoreerd en het betreffende beding is vernietigd (rov. 4.43 en 4.44). De rechtbank heeft vervolgens de Boerenbond veroordeeld om aan [geintimeerde c.s.] te betalen € 117.980,50 te vermeerderen met wettelijke rente. De overeenkomst betreffende de levering van voer op 6 februari 2013 is ontbonden met veroordeling van de Boerenbond om aan [geintimeerde c.s.] terug te betalen € 11.026,34. De Boerenbond is verder veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente. De reconventionele veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.
4.3.1
Bij memorie van grieven heeft de Boerenbond acht grieven aangevoerd. Zij heeft hierbij twee grieven het nummer vier gegeven en twee grieven het nummer zes. Zij heeft geconcludeerd dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van 24 juni 2015 voor zover in reconventie gewezen zal vernietigen en [geintimeerde c.s.] niet ontvankelijk zal verklaren in de ingestelde vordering althans deze zal afwijzen met veroordeling van [geintimeerde c.s.] in de kosten van de procedure in appel en in eerste instantie.
[geintimeerde c.s.] voert verweer.
4.3.2
[geintimeerde c.s.] vordert in het deels voorwaardelijk incidenteel appel en onder het voordragen van drie grieven dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad het vonnis van de rechtbank:
in conventie:
vernietigt en de vordering van de Boerenbond alsnog geheel of gedeeltelijk afwijst en in ieder geval afwijst de vordering van de Boerenbond tot betaling van de wettelijke rente, zowel de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, als ook het bedrag van € 1.476,42 begrepen in de hoofdsom van € 77.004,93, alsook afwijst de vordering van de Boerenbond tot vergoeding van beslagkosten;
in reconventie:
bekrachtigt onder verbetering van gronden, met veroordeling van de Boerenbond in de kosten van beide instanties, in conventie en reconventie, en in de nakosten, bij niet betaling vermeerderd met de wettelijk rente daarover vanaf de 15e dag na dagtekening van het te wijzen arrest (zoals het hof “vonnis” leest).
De Boerenbond voert verweer.
in principaal en deels voorwaardelijk incidenteel hoger beroep:
4.4
In haar akte hoger beroep heeft Boerenbond ook hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 23 april 2014, waarbij een verschijning van partijen is bevolen. Bij memorie van grieven wordt geen vernietiging van dat vonnis meer gevorderd, waar het hof uit afleidt dat Boerenbond het appel tegen dat vonnis niet handhaaft.
4.5
Gelet op de inhoud van de over en weer aangevoerde grieven bezien in het licht van het bestreden vonnis gaat dit hoger beroep wat het geleverde voer betreft alleen over het door de Boerenbond op 6 februari 2013 aan [geintimeerde c.s.] geleverde voer. Er zijn immers geen grieven gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat [geintimeerde c.s.] onvoldoende heeft onderbouwd dat het vanaf 13 februari 2013 afgeleverde voer gebrekkig zou zijn (rov. 4.8 en rov. 4.9). Evenmin zijn er grieven gericht tegen het oordeel in reconventie van de rechtbank dat de Boerenbond niet is tekortgeschoten in de uitvoering van de overeenkomsten met betrekking tot het door haar geleverde voer vanaf 13 februari 2013 (rov. 4.39). De afwijzing door de rechtbank van de vordering tot ontbinding van de overeenkomsten betrekking hebbende op de levering van het voer vanaf 13 februari 2013 is in hoger beroep niet aangevochten. De rechtbank heeft alleen ontbonden de overeenkomst betreffende de levering van voer op 6 februari 2013. [geintimeerde c.s.] heeft tegen een en ander niet gegriefd.
4.6
Gelet op de grieven van de Boerenbond is het van belang om de vraag te beantwoorden of het op 6 februari 2013 geleverde voer de oorzaak is geweest dat in de stallen 3 en 4 de kippen meer gingen drinken, de voeropname daalde van grofweg 120 gram opname per dag naar 80 gram, de kippenmest zwart van kleur werd en veel te nat, de eierproductie fors daalde en de eieren van mindere kwaliteit waren (nr. 8 conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie). Dit voer was volgens [geintimeerde c.s.] gebrekkig wegens de verhoogde gehalten zink, mangaan, natrium, chloride en ruw eiwit, waarbij, zo begrijpt het hof, de onderdelen ruwe as, ruw vet en vocht ook afweken van de berekende waarden (zie nrs. 16, 19, 20 en 24 conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie). De verhoudingen waarin deze bestanddelen in het voer voorkwamen, maakte het voer gebrekkig (nr. 24 conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie). Het is wat dit betreft aan [geintimeerde c.s.] om voldoende onderbouwd te stellen, en bij voldoende betwisting op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv te bewijzen, dat het voer de gebreken vertoonde zoals door [geintimeerde c.s.] zelf is omschreven. Alleen al omdat ook [geintimeerde c.s.] , die zijn eigen bedrijf runde en zelf de beslissing nam om van voer te veranderen en dagelijks met dat voer in de weer moet zijn geweest, monsters had kunnen nemen en ook had kunnen laten onderzoeken, ziet het hof niet waarom in dit geval van deze hoofdregel moet worden afgeweken, zoals [geintimeerde c.s.] onder meer heeft aangevoerd in nr. 58 memorie van antwoord in principaal appel.
4.7
De gestelde gebrekkigheid kan worden vastgesteld aan de hand van monsters die door beide partijen genomen hadden kunnen worden. Het hof begrijpt dat er alleen monsters uit het op 6 februari 2013 geleverde voer zijn genomen door de Boerenbond (zie het proces-verbaal van comparitie na antwoord). Voer noch monsters daaruit zijn, zo blijkt eveneens uit dit proces-verbaal, nog beschikbaar. Wel beschikbaar zijn de onderzoeksresultaten van de monsters. Die zijn overgelegd als producties 6 tot en met 9 bij conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie. De in die producties vermelde onderzoeksresultaten zijn op zich niet betwist. Wel is door de Boerenbond aangevoerd dat de genomen monsters niet representatief zouden zijn (zie het proces-verbaal van comparitie na antwoord). Nu [geintimeerde c.s.] aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd dat in de stallen 3 en 4 de kippen meer zijn gaan drinken, de voeropname is gedaald van grofweg 120 gram opname per dag naar 80 gram, de kippenmest zwart van kleur en veel te nat is geworden, de eierproductie fors is gedaald en de eieren van mindere kwaliteit werden omdat het voer verhoogde gehalten zink, mangaan, natrium, chloride en ruw eiwit bevatte, waarbij de onderdelen ruwe as, ruw vet en vocht ook afweken van de berekende waarden, komt het het hof geraden voor om allereerst een deskundige te vragen of de waarden van zink, mangaan, natrium, chloride, ruw eiwit, ruwe as, ruw vet en vocht van het kippenvoer zoals vermeld in de bij de conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie overgelegde producties 6 tot en met 9 kan veroorzaken dat de kippen meer drinken, de voeropname daalt van grofweg 120 gram opname per dag naar 80 gram, de kippenmest zwart van kleur en veel te nat wordt, de eierproductie fors daalt en de eieren van mindere kwaliteit worden.
Het ontgaat het hof waarom [geintimeerde c.s.] van mening is dat de uitkomst van een dergelijk, volgens [geintimeerde c.s.] “zeer beperkt” onderzoek zich in de visie van de Boerenbond makkelijk laat raden (zie nr. 59 memorie van antwoord principaal appel). Het hof herhaalt hierbij dat, kort gezegd, [geintimeerde c.s.] heeft aangevoerd welke bestanddelen van het voer de problemen hebben veroorzaakt op grond waarvan hij thans schadevergoeding vordert.
4.8.1
Het hof zal partijen in staat stellen zich uit te laten over aantal, deskundigheid en, bij voorkeur eensluidend, over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen, met inachtneming van hetgeen hierna in rov. 4.8.2 is vermeld. Voorshands is het hof van oordeel dat [geintimeerde c.s.] als partij die dient te bewijzen, kort gezegd, dat het voer niet deugde, het voorschot van de deskundigenkosten voor zijn rekening moet nemen.
4.8.2
Het hof meent dat aan de deskundige de volgende vragen moeten worden voorgelegd:
1. kunnen de waarden van zink, mangaan, natrium, chloride, ruw eiwit, ruwe as, ruw vet en vocht van het kippenvoer zoals vermeld in de bij de conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie overgelegde producties 6 tot en met 9 veroorzaken dat de kippen meer drinken, de voeropname daalt van grofweg 120 gram opname per dag naar 80 gram (zie ook de cijfers die zijn vermeld in nr. 17 memorie van antwoord in principaal appel), de kippenmest zwart van kleur en veel te nat wordt, de eierproductie fors daalt en/of de eieren van mindere kwaliteit worden?
2. is kippenvoer met de waarden van zink, mangaan, natrium, chloride, ruw eiwit, ruwe as, ruw vet en vocht van het kippenvoer zoals vermeld in de bij de conclusie van antwoord in conventie teven conclusie van eis in reconventie overgelegde producties 6 tot en met 9 geschikt als kippenvoer voor een bedrijf als door [geintimeerde c.s.] wordt gevoerd;
3. heeft u verder nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor de onderhavige zaak?
De deskundige zal hierbij tevens worden gevraagd of, en zo ja in welke mate, de volgende factoren hierbij van belang zijn:
a. het feit dat de kippen tot 6 februari 2013 zijn gevoerd met mais in combinatie met een complementvoer (nr. 5 antwoord in conventie en nr. 4 antwoord in reconventie) en zonder overgang vanaf 6 februari 2013 alleen met het onderhavige voer werden gevoerd;
b. de kippen in stal 3 kort na aanschaf in Duitsland een infectie hebben gehad. Het hof begrijpt dat de kippen omstreeks april 2012 in Duitsland zijn aangeschaft. [geintimeerde c.s.] schrijft namelijk in nr. 48 memorie van antwoord in principaal appel dat de kippen in mei 2012 een infectie hebben gehad. De aantekeningen van [dierenarts] (productie 8 antwoord in reconventie) vermelden op pag. 2 dat de kippen één week na opzet enorme problemen hadden bestaande uit dikke ogen/oogontsteking. In productie 10 bij antwoord in reconventie (zie ook nr. 17 memorie van grieven) is vermeld dat de uitslag van de GD van het onderzoek van 21 mei 2012 aangeeft dat er sprake is van spoelwormen, ontstoken voorste luchtwegen een infectie met het IB-virus en dat de dieren dikke koppen en dichte ogen hebben (zie ook nr. 48 memorie van antwoord in principaal appel);
c. dat de kippen, in elk geval de kippen in stal 3, voor 6 februari 2013 al onder de norm leverden (nr. 49 memorie van antwoord in principaal appel) en in augustus 2012 ziek zijn geweest (nr. 10 spreekaantekeningen [geintimeerde c.s.] , gehecht aan proces-verbaal van comparitie);
d. de kippen in stal 4 eind januari 2013 uit de rui zijn gekomen (nr. 50 memorie van antwoord in principaal appel).
4.9
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 18 juli 2017 voor akte uitlating zijdens beide partijen gelijktijdig waarin zij zich kunnen uitlaten over aantal, deskundigheid en, bij voorkeur eensluidend, over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen, met inachtneming van hetgeen hiervoor in rov. 4.8.2 is vermeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, J.R. Sijmonsma en Th.C.M. Hendriks-Jansen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 20 juni 2017.
griffier rolraadsheer