In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg een verzoek ingediend tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage voor haar kinderen, die door de rechtbank Zeeland-West-Brabant was toegewezen. De man, verweerder in hoger beroep, had een onderhoudsplicht jegens zijn kinderen uit een eerdere relatie, waaronder [minderjarige 2], die op 7 januari 2017 is overleden. De vrouw is in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank, waarin de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 16 november 2015 op nihil was vastgesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, nu [minderjarige 2] is overleden. De vrouw heeft verzocht om de kinderalimentatie voor [minderjarige 1] te verhogen, maar het hof heeft geoordeeld dat dit verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan. De draagkracht van de man is beoordeeld aan de hand van zijn inkomen en de behoefte van de kinderen. Het hof heeft de onderhoudsbijdrage voor [minderjarige 1] vastgesteld op € 108,- per maand, met ingang van de datum van de uitspraak. De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien beide partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure betrekking heeft op de bijdrage aan de uit die relatie geboren kinderen.