4.1Er zijn geen grieven aangevoerd tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten, zodat ook het hof van die feiten voor zover in dit hoger beroep nog relevant, zal uitgaan. Het hof zal nog van enkele feiten die niet zijn bestreden, uitgaan. Hierna volgt een weergave van de relevante feiten.
a. [appellant] en [geïntimeerde] zijn op 6 november 1965 te Maastricht gehuwd in een beperkte gemeenschap van vruchten en inkomsten.
b. Bij beschikking van 27 juli 2000 is de echtscheiding tussen [appellant] en
[geïntimeerde] uitgesproken. Die echtscheidingsbeschikking is op 17 oktober 2000
ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Per laatstgenoemde datum is het
huwelijk ontbonden.
c. Bij beschikking van 17 maart 2004 heeft de rechtbank te Maastricht [appellant] veroordeeld om aan [geïntimeerde] tot levensonderhoud (alimentatie) uit te keren een bedrag van € 2.000,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen. Beide partijen zijn hiertegen in hoger beroep gegaan. Bij beschikking van 15 december 2004 heeft dit hof de door [appellant] te betalen bijdragen in de kosten van levensonderhoud (alimentatie) van [geïntimeerde] :
- met ingang van 17 oktober 2000 tot 1 januari 2001 vastgesteld op € 3.176,76 per maand,
- met ingang van 1 januari 2001 tot 1 januari 2002 vastgesteld op € 3.281,25 per maand,
- met ingang van 1 januari 2002 tot 1 januari 2003 vastgesteld op € 3.432,23 per maand,
- met ingang van 1 januari 2003 tot 1 januari 2004 vastgesteld op € 3.566,08 per maand,
- met ingang van 1 januari 2004 tot 1 januari 2005 vastgesteld op € 3.655,23 per maand.
d. Tot en met december 2004 heeft [appellant] aan de alimentatieverplichtingen zoals opgelegd door de rechtbank voldaan. [appellant] heeft niet voldaan aan de door dit hof opgelegde alimentatieverplichtingen, waardoor er een achterstand in de alimentatieverplichtingen is ontstaan.
e. In juli/augustus 2005 is door Nationale Nederlanden (hierna ook: NN) aan de advocaat van [geïntimeerde] naar aanleiding van het gelegde derdenbeslag € 134.089,76 overgemaakt (productie 2 bij dagvaarding).
f. Bij arrest van dit hof van 4 september 2012 (productie 12 dagvaarding in eerst aanleg) is het vermogen van partijen verdeeld. Hierbij heeft het hof de wijze waarop de rechtbank bij vonnis van 8 juli 2009 de inboedelgoederen tussen partijen had verdeeld (productie 11 dagvaarding in eerste aanleg) bekrachtigd. Aan [appellant] zijn aldus de volgende roerende zaken toebedeeld:
een ronde tafel met vier stoelen en tuinparasol, een ronde donker eiken tafel, vier donker eiken stoelen, een geloogd eiken tafel, vier geloogd eiken stoelen, twee geloogd eiken armstoelen, een geloogd eiken ronde salontafel, een geloogd eiken vierkant tafeltje, een geloogd eiken bijzettafeltje, een geloogd eiken toogkast, een groot Oosters karpet, een staande klok, twee hanglampen, drie schemerlampen, een halkastje, een twee x twee zits lederen bank, een stereo-installatie, twee schilderijen, 36-delen van het 72-delig roestvrijstaal W.M.F. bestek, een glasservies, een 20-delige Oosthoek, een weegschaal, een slaapkamer, twee stoffen stoelen en een lampetstel.
Deze zaken zijn door [geïntimeerde] op enig moment na maart 2013 afgevoerd naar een milieupark of een kringloopwinkel.
g. [geïntimeerde] heeft na het arrest van dit hof van 4 september 2012 ter executie van de achterstallige alimentatie beslag gelegd op de woning van [appellant] in België.
h. De alimentatieplicht van [appellant] jegens [geïntimeerde] is van rechtswege op 17 oktober 2012 geëindigd.