In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van een moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant inzake een omgangsregeling tussen de vader en hun minderjarige kind. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.W.F. van Wijk, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en te bepalen dat de vader recht heeft op begeleide omgang via een omgangshuis. De vader, vertegenwoordigd door mr. B.A. van Mens, heeft verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel om haar verzoek af te wijzen en de beschikking te bekrachtigen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 11 juli 2017, waarbij zowel de moeder als de vader en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld waarbij de omgang tussen de vader en het kind geleidelijk zou worden opgebouwd. Echter, na een eerder omgangsmoment heeft de moeder haar medewerking aan deze regeling stopgezet, wat heeft geleid tot het hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder brieven van de advocaten en rapporten van de Raad. Tijdens de zitting is besproken dat partijen zich hebben aangemeld voor een traject bij Maashorst, dat in september 2017 zou starten, om de omgang te begeleiden en gesprekken over co-ouderschap te voeren. Het hof heeft besloten de verdere behandeling van de zaak aan te houden tot 15 februari 2018, in afwachting van de resultaten van dit traject. De beslissing van het hof houdt iedere verdere beslissing aan, waarbij de advocaten van partijen verslag moeten doen van de gang van zaken.